Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(1)

Samenvatting

Op 30 december 2010 zijn de aandelen in A (bv) overgedragen aan een vennootschap waarvan Y (bv; belanghebbende) voor 50% rechtsopvolger is. De betreffende vennootschap, C Beheer (bv), is via een juridische fusie opgegaan in Y en X (bv).

Volgens de Inspecteur is daarbij ten onrechte geen overdrachtsbelasting voldaan. Hij stelt dat de bezittingen van A op 30 december 2010 hoofdzakelijk bestaan uit in Nederland gelegen onroerende zaken, zodat sprake is van een onroerendgoedlichaam. In dit verband voert hij aan dat de waarde van de onroerende zaken minimaal € 24.901.000 bedraagt. In geschil is een in verband hiermee opgelegde naheffingsaanslag overdrachtsbelasting van € 734.554.

Y voert in hoger beroep onder meer aan dat de naheffingsaanslag aan de verkeerde rechtspersoon is opgelegd. Er had een naheffingsaanslag aan de oorspronkelijke verkrijger C Beheer moeten worden opgelegd, omdat dit de belastingplichtige verkrijger was. De belastingplicht is civielrechtelijk niet overgegaan op de opvolgende vennootschappen.

De Inspecteur stelt dat hij in een geval als het onderhavige de keuze heeft om de aanslag aan ofwel de verdwenen, ofwel de opvolgende rechtspersoon op te leggen.

Hof Amsterdam geeft Y gelijk. Y en X zijn weliswaar aansprakelijk voor de belastingschuld en zijn belanghebbenden in deze procedure, maar ze zijn niet de belastingplichtige verkrijger, want dat is C Beheer en aan die rechtspersoon had de naheffingsaanslag moeten worden opgelegd. De naheffingsaanslag wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
28 november 2024
Rolnummer
21/1664
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:3301
NLF-nummer
NLF NLF
bwbr0002740&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina