Direct naar content gaan

Samenvatting

X-fonds (belanghebbende) is een Spezial-Sondervermögen, een naar Duits recht ingesteld open-end beleggingsfonds zonder rechtspersoonlijkheid. Naar Duits recht is hij een doelvermogen. In hem kan alleen geparticipeerd worden door niet-natuurlijke personen. Hij is vrijgesteld van Duitse winstbelasting. Hij is ingesteld door een bank die vanaf zijn instelling steeds als enige gerechtigd is geweest tot zijn vermogen. Zijn vermogen wordt beheerd door een Kapitalverwaltungsgesellschaft A, die hem vertegenwoordigt. A belegt in eigen naam, maar voor rekening en risico van de bank. Als bewaarder (Depotbank) van de vermogenstitels van X-fonds treedt op B. Volgens Hof Den Bosch is X-fonds naar Nederlands recht fiscaal transparant omdat er structureel slechts één gerechtigde tot zijn vermogen is; volgens het HvJ is X ook naar Duits recht fiscaal transparant.

De bank is een Anstalt des öffentlichen Rechts met rechtspersoonlijkheid en is onderworpen aan Duitse winstbelasting. Zij is een (spaar)bank opgericht door Duitse gemeenten. Haar vermogen is niet in aandelen verdeeld. Zij streeft naar winst, maar heeft ook tot taak het dienen van het Gemeinwohl.

Op 12 juli 2019 heeft Hof Den Bosch de Hoge Raad ex artikel 27ga AWR verzocht om een prejudicieel antwoord op – kort gezegd – de vraag of een niet-ingezeten, fiscaal vrijgesteld Spezial-Sondervermögen zonder rechtspersoonlijkheid met één gerechtigde recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting op grond van artikel 10 Wet DB 1965 in combinatie met het EU-rechtelijke verbod op belemmering van het vrije kapitaalverkeer (artikel 63 VWEU).

A-G Wattel meent dat de prejudiciële vragen niet nodig zijn om het geschil te beslechten. Dat onderkent ook het Hof. Beantwoording levert daarom het risico op van spijt als later betere zaken met betere feiten en een beter geschil aan de Hoge Raad worden voorgelegd.

Als de Hoge Raad in verband met de wenselijke opruiming van (tien)duizenden zaken bij de fiscus en de feitenrechters besluit om betere zaken niet af te wachten, geeft de A-G de Hoge Raad in overweging de prejudiciële vragen (sterk verkort) als volgt te beantwoorden:

  • Antwoord 1: onder ‘fondsen voor gemene rekening’ ex artikel 2, lid 2, Wet VpB 1969 vallen niet fondsen tot het vermogen waarvan structureel slechts één persoon is gerechtigd.
  • Antwoord 2: zowel de objectieve feiten als de (werkelijke) bedoelingen van de insteller van een fonds bepalen of het tot individuele of collectieve belegging dient.
  • Antwoord 3: als niet X-fonds maar de bank als opbrengstgerechtigde moet worden beschouwd, dan wordt de toegang tot het EU-recht onevenredig bemoeilijkt.
  • Antwoord 4: de al dan niet vrije verhandelbaarheid van participaties moet worden beoordeeld op basis van de feitelijke omstandigheden.
  • Antwoord 5: het EU-recht noopt ertoe om bij de uitleg van ‘doelvermogens’ in artikel 3, lid 1, onderdeel c, Wet VpB 1969 te vermijden dat niet-ingezeten lichamen onderworpen worden die bij binnenlandse vestiging niet binnenlands belastingplichtig zouden zijn ex artikel 2 Wet VpB 1969.
  • Antwoord 6: een doelvermogen is een afzonderlijk vermogen dat naar Nederlands recht geen rechtspersoon is, noch toebehoort aan een (rechts)persoon.
  • Antwoord 7: de vraag naar neutralisering door verrekening in de thuisstaat blijft relevant. Voor zover een ingezeten of niet-ingezeten dividendgerechtigde in enige eindheffing valt die hem in staat stelt de dividendbelasting te verrekenen, is teruggaaf ex artikel 10 Wet DB 1965 in strijd met de ratio van die bepaling.
  • Antwoord 8: weigering van teruggaaf is niet in strijd met EU-recht, omdat X-fonds als individueel beleggingsvehikel niet vergelijkbaar is met een fbi. Ook als dat anders zou zijn, is non-discriminatoire toepassing van de aandeelhouderseisen van artikel 28 Wet VpB 1969 op X-fonds niet in strijd met EU-recht.

De conclusie van A-G Wattel volgt op de prejudiciële vragen van Hof Den Bosch aan de Hoge Raad.

‘A-Fonds fiscaal transparant naar zowel Nederlands als Duits recht en derhalve geen opbrengstgerechtigde’

Volgens de A-G staat vast dat A-Fonds zowel naar Nederlands als Duits recht fiscaal transparant is, aangezien Hof Den Bosch al geoordeeld heeft in de tussenuitspraak dat A-Fonds fiscaal transparant is en het HvJ A-Fonds ook als fiscaal transparant naar Duits recht heeft aangemerkt. Volgens de A-G is A-Fonds zodoende niet de opbrengstgerechtigde in de zin van artikel 1, lid 1, Wet DB 1965. Niet-opbrengstgerechtigden komen hoe dan ook niet in aanmerking voor teruggaaf van dividendbelasting omdat de dividendbelasting niet te hunnen laste is ingehouden.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Dividendbelasting
Belastingtijdvak
2002-2008
Instantie
A-G
Datum instantie
26 september 2019
Rolnummer
19/03341
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:782
Auteur(s)
mr. N. de Haan
BDO
NLF-nummer
NLF 2019/2598
Aflevering
28 november 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2889
bwbr0002320&artikel=27ga,bwbr0002320&artikel=27ga,bwbr0002515&artikel=4a&lid=1,bwbr0002515&artikel=10&lid=2,bwbr0002515&artikel=10&lid=2,bwbr0002672&artikel=2,bwbr0002672&artikel=2,bwbr0002672&artikel=28,bwbr0002672&artikel=28,bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=63

Naar de bovenkant van de pagina