Samenvatting
In de jaren 2016, 2017 en 2018 heeft X (belanghebbende) een Wajong-uitkering genoten. In het handelsregister van de KvK heeft X van 30 oktober 2015 tot 3 februari 2020 ingeschreven gestaan met een eenmanszaak. Volgens de inschrijving bestonden de activiteiten uit projectontwikkeling. De activiteiten hebben tot negatieve resultaten geleid.
In geschil is of er met betrekking tot de activiteiten sprake is van een bron van inkomen (IB/PVV 2016-2018).
Er is niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan vastgesteld zou kunnen worden dat in 2016, 2017 en 2018 en/of in de nabije toekomst met de gesuggereerde activiteiten (eigen bierlabel, claimorganisatie en bouwonderneming) positieve resultaten zijn te verwachten. Dit brengt mee dat in 2016, 2017 en 2018 geen sprake was van een objectieve voordeelsverwachting ten aanzien van de gesuggereerde activiteiten en van de ontplooide activiteiten (bier verkopen), zodat deze activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als een bron van inkomen.
Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De Hoge Raad heeft op 22 november 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.