Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Bij een doorzoeking op 10 april 2014 van de in Nederland gelegen woning van X (belanghebbende) hebben medewerkers van de Belastingdienst/Douane in die woning, de bijbehorende garage en de daarin geparkeerde personenauto, in totaal 6.640 sigaretten en 35.320 gram rooktabak (hierna: de rookwaren) aangetroffen. De verpakkingen van de rookwaren waren voorzien van Luxemburgse accijnszegels.

X heeft in Nederland ter zake van de verkrijging van de rookwaren geen accijns op aangifte voldaan. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat X dat wel had moeten doen. Daarom is van X die accijns nageheven.

Voor Hof Den Bosch was in geschil of X voor de rookwaren in Nederland accijns verschuldigd is geworden.

Het Hof heeft geoordeeld dat X de rookwaren niet voor eigen behoeften heeft verkregen en verder dat de rookwaren door een onbekend gebleven persoon vanuit Luxemburg naar Nederland zijn vervoerd.

Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat er geen rechtsgrond is om van X Nederlandse accijns ter zake van de rookwaren na te heffen. Volgens het Hof voorzien de Wet Accijns en de Accijnsrichtlijn niet in een bepaling die heffing van accijns in Nederland mogelijk maakt ter zake van de verkrijging door een particulier van in een andere lidstaat tot verbruik uitgeslagen tabaksproducten die hij a. niet voor zijn eigen behoeften heeft verkregen, en b. heeft doen vervoeren naar Nederland. Het Hof heeft in dit verband geoordeeld dat X de rookwaren niet voor commerciële doeleinden voorhanden had als bedoeld in artikel 33, lid 1, tweede alinea, Accijnsrichtlijn, en dat daarom artikel 2d, lid 3, noch artikel 2e, lid 2, Wet Accijns in dit geval van toepassing is.

Tegen dit oordeel heeft de staatssecretaris cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

Het Hof heeft een verkeerde uitleg gegeven aan de zinsnede ‘het voor commerciĂ«le doeleinden voorhanden hebben’ in artikel 33, lid 1, Accijnsrichtlijn. Deze bepaling biedt lidstaten de rechtsgrond om in een situatie als deze van een particulier accijns te heffen voor accijnsgoederen die naar hun grondgebied zijn overgebracht. Met artikel 2e Wet Accijns is beoogd aan die Richtlijnbepaling uitvoering te geven. X is op grond van artikel 2e Wet Accijns in Nederland accijns verschuldigd geworden, aldus de Hoge Raad.

Conform Conclusie A-G Ettema (NLF 2019/2763, met noot van Van Doornik).

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
15 januari 2021
Rolnummer
19/00240
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:51
Auteur(s)
Arjan Wolkers
Ploum advocaten
NLF-nummer
NLF 2021/0211
Aflevering
28 januari 2021
Judoreg
NFB4085
bwbr0005251&artikel=2e,bwbr0005251&artikel=2e

Naar de bovenkant van de pagina