Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) was in 2017 eigenaar van de zogenoemde Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen. Een groot deel van die polder bestond uit cultuurgronden voor agrarisch gebruik. Door een rijksinpassingsplan in 2014 is aan de Hedwigepolder in haar geheel de bestemming natuur toegekend.

De Inspecteur heeft aan X aanslagen inkomstenbelasting opgelegd voor onder meer het jaar 2017, waarin een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) is opgenomen. De Inspecteur heeft het inkomen in box 3 op grond van de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: de Herstelwet) gebaseerd op een vermogen dat geheel bestaat uit de Hedwigepolder en is vastgesteld op een forfaitair rendement.

X kwam tegen deze aanslag in beroep en hoger beroep. Hij bepleitte in de eerste plaats dat de gronden in de Hedwigepolder, waaronder de landbouwgronden, onder de vrijstelling in box 3 voor natuurterreinen vallen. Dat is volgens hem het geval omdat die gronden als gevolg van de politieke besluitvorming en het rijksinpassingsplan een duurzame bestemming als natuurterrein hebben gekregen. Voor zover geen beroep op de vrijstelling mogelijk is, betoogt X dat het werkelijke rendement bepalend is voor de berekening van het box 3-inkomen en niet het – hogere – forfaitaire rendement volgens de Herstelwet.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de vrijstelling voor natuurterreinen in dit geval niet kan worden toegepast omdat het feitelijke gebruik van de gronden daarvoor doorslaggevend is en niet het door X gestelde ‘juridische’ gebruik op basis van de bestemming ervan. Verder heeft het Hof geoordeeld dat aan X compensatie (rechtsherstel) moet worden geboden voor de schending van het eigendomsrecht als gevolg van het stelsel van heffing in box 3, en dat de berekening op basis van de Herstelwet daarvoor niet volstaat. De compensatie moet aansluiten bij het werkelijke rendement. Dit volgt volgens het Hof uit de rechtspraak van de Hoge Raad. Daartoe behoren naar het oordeel van het Hof niet de ongerealiseerde waardeveranderingen van de gronden.

Tegen deze uitspraak hebben zowel X als de staatssecretaris cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad is van oordeel dat het cassatieberoep van X niet slaagt. Dat beroep richt zich onder meer tegen het oordeel van het Hof dat de vrijstelling voor natuurterreinen niet van toepassing is. Dat oordeel van het Hof acht de Hoge Raad juist.

Het cassatieberoep van de staatssecretaris slaagt voor zover het is gericht tegen het oordeel van het Hof dat bij het bepalen van het werkelijke rendement ongerealiseerde vermogensmutaties niet worden meegenomen. Hierbij verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 6 juni 2024 (23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705). Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden genoten, zoals rente, dividend en huur, maar ook gerealiseerde en ongerealiseerde positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen.

Het voordeel vanwege eigen gebruik van X van in de Hedwigepolder gelegen woningen en terreinen hoeft echter niet te worden bijgeteld bij de berekening van het werkelijke rendement in box 3. De Hoge Raad verwijst hiervoor naar zijn op 20 december 2024 uitgesproken arrest (24/00572, ECLI:NL:HR:2024:1788, NLF 2025/0004, met noot van Van den Berg).

De overige cassatieklachten van de staatssecretaris slagen niet.

De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden om te onderzoeken of, en zo ja, in hoeverre het werkelijke rendement van het vermogen van belanghebbende in box 3 in het jaar 2017, inclusief de waardeveranderingen van de Hedwigepolder, lager was dan het forfaitaire rendement dat betrokken is in de aanslag voor dat jaar.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012-2017
Instantie
HR
Datum instantie
20 december 2024
Rolnummer
23/03953
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1878
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam / Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2025/0002
Aflevering
7 januari 2025
Judoregnummer
JCDI:NFB6722
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.7,bwbr0011353&artikel=5.7,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina