Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Rechtbank Rotterdam heeft het beroep van X (belanghebbende) in deze WOZ-zaak ongegrond verklaard.

Het verzoek om vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn is toegewezen. De Rechtbank heeft aanleiding gezien af te wijken van het forfaitaire bedrag van € 500 per half jaar aan immateriële schadevergoeding. De Rechtbank hanteert een vergoeding van € 50 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden.

Dat acht Hof Den Haag in hoger beroep onterecht.

Volgens het Hof biedt de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 19 februari 2016, 14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252; HR 31 mei 2024, 23/03227, ECLI:NL:HR:2024:775, NLF 2024/1355, met noot van Hendriks; HR 14 juni 2024, 22/04592, ECLI:NL:HR:2024:853, NLF 2024/1413, met noot van Nent) geen ruimte voor de door de Rechtbank gekozen variant tot matiging van het tarief van € 500 naar € 50. Nu de redelijke termijn in de onderhavige zaak afgerond met zes maanden is overschreden, heeft X recht op een schadevergoeding van € 500.

X heeft verder nog recht op teruggave van het in beroep betaalde griffierecht.

Voor het overige is het hoger beroep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
28 augustus 2024
Rolnummer
23/945
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1501
NLF-nummer
NLF 2024/2324
Aflevering
15 oktober 2024

Naar de bovenkant van de pagina