Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De fiscale partners A en B houden ieder 50% van de aandelen in X (bv; belanghebbende). X heeft op 1 april 2014 met A als consultant een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten. Na een boekenonderzoek bij X en haar dochtervennootschappen wordt geconcludeerd tot correcties voor de vpb, OB en loonheffingen.

In deze procedure zijn in verband hiermee opgelegde naheffingsaanslagen loonheffingen in geschil.

Grond hiervoor is dat het gebruikelijke loon van A volgens de Inspecteur moet worden gesteld op een bedrag boven het vaste bedrag van artikel 12a Wet LB 1964. X heeft volgens de Inspecteur voor de jaren 2013-2015 voor de loonheffingen niet de vereiste aangiften gedaan.

X en A stonden om onbekende redenen op de FSV-lijst (Fraude Signalering Voorziening). Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat volgens hem de notering op de FSV-lijst in casu niet de aanleiding was voor het instellen van het onderzoek. De uitvoerend controleur stond bekend om een strenge aanpak en werkt thans niet meer als controleur.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de Inspecteur voorgehouden dat er sprake is geweest van cumulatie van de FSV-lijst en de Toeslagenaffaire. Het Hof kan daar in dit kader niet over oordelen. Het Hof vraagt zich af of de rechter de Belastingdienst nog kan vertrouwen.

De Inspecteur wil de zaak graag breder trekken met hulp van het Hof en heeft toegezegd de naheffingsaanslagen loonheffingen te vernietigen. In geschil is dan nog de proceskostenvergoeding.

Het Hof acht sprake van bijzondere omstandigheden om af te wijken van het forfaitaire tarief. Hoewel de vermelding op de FSV-lijst mogelijk niet de aanleiding is geweest voor het onderzoek, acht het Hof aannemelijk dat de vermelding grote invloed heeft gehad op het verloop van het onderzoek, op de vaststelling van de naheffingsaanslagen, op de behandeling van de bezwaarschriften en op de opstelling van de Inspecteur tijdens de gerechtelijke procedures over de naheffingsaanslagen. Daarbij verdient opmerking dat het in casu, anders dan in het arrest van de Hoge Raad van 10 december 2021 (20/02304, ECLI:NL:HR:2021:1748, NLF 2021/2419, met noot van Perdaems), gaat om naheffingsaanslagen die zijn gebaseerd op correcties waarvan de Inspecteur de bewijslast draagt.

X en A hebben aanmerkelijk nadeel ondervonden van vermelding op de FSV-lijst. Illustratief daarvoor zijn honderden blauwe enveloppen (in casu 400) die X en A en diens partner ontvingen. Dit heeft ertoe geleid dat zij meer dan honderd bezwaarschriften hebben ingediend en aanmerkelijke kosten hebben moeten maken voor rechtsbijstand. X heeft onweersproken verklaard dat deze kosten in totaal meer dan € 42.000 belopen, waarvan het grootste gedeelte betrekking heeft op de onderhavige zaak. Het Hof stelt de vergoeding voor de kosten van beroepsmatige rechtsbijstand vast op € 25.000.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2013-2015
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
25 januari 2022
Rolnummer
20/00839; 20/00840; 20/00841; 20/00842
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:488
Auteur(s)
mr. F.A. Peppelenbosch
NLFiscaal
NLF-nummer
NLF 2022/0361
Aflevering
17 februari 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4837

Naar de bovenkant van de pagina