Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Van 20 maart 2020 tot 19 augustus 2021 stond Y als meerderjarige op hetzelfde adres ingeschreven als X (belanghebbende). Y had in deze periode geen geldige verblijfstitel. Hij is in april 2021 meerderjarig geworden. Dit heeft ertoe geleid dat het voorschot huurtoeslag van X over de maanden mei tot en met augustus 2021 is herzien naar € 0, omdat is gebleken dat X in deze periode een meerderjarige medebewoner had, die niet beschikte over een geldige verblijfstitel, waardoor zij geen recht had op huurtoeslag (artikel 9, lid 3, Awir).

Het herzien van de huurtoeslag is in dit geval niet in strijd met het non-discriminatiebeginsel, oordeelt Rechtbank Den Haag. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die meebrengen dat het onthouden van huurtoeslag aan X in strijd is met artikel 14 jo. artikel 8 EVRM. Evenmin is sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel.

De Rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat er een belangenafweging is gemaakt. Daarom is in zoverre sprake van een motiveringsgebrek. De Rechtbank passeert dit gebrek omdat de Belastingdienst/Toeslagen in het verweerschrift alsnog een belangenafweging heeft gemaakt. Hij heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de situatie van X geen bijzondere omstandigheid betreft om van terugvordering af te zien of het terug te vorderen bedrag te matigen.

Vanwege het motiveringsgebrek wordt de Belastingdienst/Toeslagen wel veroordeeld in de proceskosten van X tot een bedrag van € 1.674 en dient hij het griffierecht aan X te vergoeden.

Metadata

Rubriek(en)
Toeslagen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
8 februari 2023
Rolnummer
22/3435
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:3783
NLF-nummer
NLF 2023/0793
Aflevering
6 april 2023
bwbr0005537&artikel=6:22,bwbr0005537&artikel=6:22,bwbr0018472&artikel=9&lid=3,bwbr0018472&artikel=9&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina