Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) organiseert jaarlijks een tweetal evenementen. In 2019 is evenement 1 (hierna: E1) gehouden op 4 oktober en evenement 2 (hierna: E2) op 5 en 6 oktober. E1 richt zich op de particuliere markt, E2 op de zakelijke markt. Tegen betaling krijgen deelnemers bij E1 toegang tot voordrachten, yoga en muziekuitvoeringen, bij E2 tot uitsluitend voordrachten. De voordrachten betreffen de onderwerpen filosofie, wijsheid, duurzaamheid, welbevinden en meditatie.

In geschil is of de verkoop van de toegangskaarten voor de evenementen is belast naar het verlaagde btw-tarief (tabel I, post b.14, onderdeel d, Wet OB 1968).

Ten aanzien van E1 slaagt X er niet in aannemelijk te maken dat sprake is van een hoofdprestatie (toegang tot lezingen) waarin de bijkomende prestaties (yoga en muziekuitvoeringen) opgaan. De dienst bestaande uit het tegen vergoeding verlenen van toegang tot lezingen, yoga en muziekuitvoeringen moet als een dienst sui generis worden gekwalificeerd. Deze dienst komt niet in aanmerking voor het verlaagde tarief.

Voor E2 bestaat wel recht op het verlaagde tarief, oordeelt Rechtbank Noord-Holland. Het dagprogramma van E2 houdt alleen een serie lezingen in en die zijn van wetenschappelijk-filosofische aard. Ook hebben de lezingen niet het karakter van een (intensieve) cursus, gericht op het bestuderen, bespreken en oplossen van praktische vraagstukken en problemen. Dat aan het eind van iedere voordracht vragen kunnen worden gesteld, doet daar niet aan af.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
17 december 2021
Rolnummer
20/1992; 20/1993; 20/1994
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:11798
NLF-nummer
NLF 2022/0048
Aflevering
6 januari 2022
bwbr0002629&artikel=9,bwbr0002629&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina