Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) beschikt sinds april 2016 over een douanevergunning voor de regeling actieve veredeling. Zij heeft gedurende 2016 tot en met 2018 meermaals goederen onder de regeling actieve veredeling geplaatst onder verwijzing naar deze vergunning. De Inspecteur heeft geconstateerd dat X gedurende deze periode goederen onder de regeling heeft geplaatst die niet zijn vermeld in de vergunning waarover zij beschikt. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat voor deze goederen een douaneschuld is ontstaan op de voet van artikel 79, lid 1, onderdeel c, DWU.

Hof Amsterdam stelde de Inspecteur in het gelijk. Doordat X voor de onderwerpelijke goederen niet beschikte over de vereiste vergunning voldoet zij volgens het Hof niet aan de voorwaarden voor plaatsing van de goederen onder de regeling actieve veredeling, zodat een douaneschuld is ontstaan. Dit brengt volgens het Hof ook mee dat de goederen zich – achteraf bezien – nooit onder de regeling actieve veredeling hebben bevonden.

De stelling van X dat de douaneschuld is tenietgegaan heeft het Hof verworpen. Volgens het Hof mist artikel 103, onderdeel b, GDWU toepassing, omdat de goederen van X vanwege de ontoereikende vergunning nooit onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst. Voorts brengt deze onvoltooide plaatsing volgens het Hof mee dat de veredelingshandelingen van X onmiskenbaar hebben geleid tot ‘gebruik of verbruik’, zodat artikel 124, lid 1, onderdeel k, DWU evenmin kan worden toegepast.

Tegen dit oordeel heeft X met vier middelen cassatieberoep ingesteld.

A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging de middelen I, II en IV te verwerpen. Met betrekking tot middel III geeft zij de Hoge Raad in overweging het geding te schorsen en aan het HvJ de volgende prejudiciële vraag te stellen.

Dient artikel 124, lid 1, onderdeel k, Verordening 952/2013 aldus te worden uitgelegd dat het in deze bepaling bedoelde gebruik van de goederen niet ziet op een gebruik dat in overeenstemming is met de veredelingen waarvoor een vergunning is verleend in het kader van de regeling actieve veredeling als bedoeld in artikel 256 van die verordening, ook indien de douaneschuld is ontstaan op de voet van artikel 79, lid 1, onderdeel c, van die verordening en de goederen aan de douaneregeling zijn onttrokken op het moment dat de douaneaangifte werd aanvaard maar de douaneschuldenaar kan aantonen dat de goederen niet in het Unierechtelijke handelsverkeer zijn terechtgekomen?

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2016-2018
Instantie
A-G
Datum instantie
29 november 2024
Rolnummer
24/01967
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:1287
Auteur(s)
dr. M.L. Schippers LLM
EY / ESL / EFS
NLF-nummer
NLF 2025/0025
Aflevering
7 januari 2025
Judoregnummer
JCDI:NFB6741

Naar de bovenkant van de pagina