Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is actief op de Utrechtse vastgoedmarkt en is daarnaast betrokken bij diverse vennootschappen die (deels) ook op de vastgoedmarkt actief zijn. In het belastingjaar 2016 was X (indirect) dga van verschillende vennootschappen.

In geschil is de aan X opgelegde aanslag IB/PVV 2016. Deze is na bezwaar opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 64.085.

Er is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast omdat de vereiste aangifte niet is gedaan.

De Inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar een bedrag van € 44.000 aan gebruikelijk loon voor X in aanmerking genomen. Hof Arnhem-Leeuwarden acht dat niet onredelijk. X heeft niet overtuigend aangetoond dat het op een lager bedrag moet worden vastgesteld.

Als resultaat uit het ter beschikking stellen van vermogen heeft de Inspecteur een rente van 6% over de vorderingen van X op [naam4] (€ 284.177) en op [naam6] (€ 222.500) in aanmerking genomen, onder aftrek van het bedrag van de terbeschikkingstellingsvrijstelling.

X heeft volgens het Hof overtuigend aangetoond dat het door de Inspecteur gehanteerde rentepercentage van 6 te hoog is. Het Hof acht een opslag van 2%-punten in het onderhavige geval voldoende, zodat het over de vorderingen in aanmerking te nemen rentepercentage 2 bedraagt.

Al met al stelt het Hof het voor het jaar 2016 te verrekenen verlies van X vast op € 12.693 en het bedrag van de ultimo 2016 nog te verrekenen verliezen op € 66.823.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
4 februari 2025
Rolnummer
23/340
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:587
NLF-nummer
NLF 2025/0433
Aflevering
25 februari 2025
bwbr0011353&artikel=3.92,bwbr0011353&artikel=3.92,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina