Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Verdachte X is in beroep van het tenlastegelegde valsheid in geschrift vrijgesproken, omdat – kort gezegd – door X ingevulde aangifteformulieren vpb 2009 en 2010 dienen te worden aangemerkt als een (aanvulling op) een bezwaarschrift en een bezwaarschrift als zodanig geen bewijsbestemming heeft in de zin van art. 225 Sr. Hof Amsterdam heeft X in hoger beroep wel veroordeeld voor dit feit. X is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, alsmede de ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van vijf jaren.

Namens X is cassatieberoep ingesteld.

Het eerste middel bevat de klacht dat het Hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd door te oordelen dat de door X na de ambtshalve opgelegde aanslagen vpb ingediende aangiftebiljetten bestemd waren om tot het bewijs van enig feit te dienen. Aangevoerd wordt dat de aangifteformulieren geen bewijsbestemming in de zin van artikel 225 Sr hebben.

Volgens A-G Van Wees slaagt dit middel.

In de vaststellingen van het Hof ligt besloten dat de aangiften vpb 2009 en 2010 moeten worden aangemerkt als een (aanvulling op een) bezwaarschrift tegen ambtshalve opgelegde aanslagen. Dat brengt mee dat het oordeel van het Hof dat aan beide aangifteformulieren een bewijsbestemming toekomt, niet zonder meer begrijpelijk is, aldus de A-G. De zaak moet worden teruggewezen naar het Hof.

Het tweede middel, dat opkomt tegen de strafmaat, kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende formulering.

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Belastingtijdvak
2009, 2010
Instantie
A-G
Datum instantie
12 november 2024
Rolnummer
22/02851
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:1201
NLF-nummer
NLF NLF

Naar de bovenkant van de pagina