Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) woonde in 2021 tot 1 april in Nederland (binnenlandse periode) en daarna tot eind december in Frankrijk (buitenlandse periode). Hij is in de binnenlandse periode verzekerd voor de volksverzekeringen. X kan voor de buitenlandse periode niet worden aangemerkt als kwalificerende buitenlands belastingplichtige. X genoot in 2021 een pensioen en een AOW-uitkering.

De Inspecteur stelt bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat X geen recht heeft op een evenredig deel van de ouderenkorting over de periode van de binnenlandse belastingplicht. Hij acht de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 22 maart 2024 (23/04137, ECLI:NL:HR:2024:470, NLF 2024/0788, met noot van Douven) juist, maar de interpretatie daarvan zoals neergelegd in de uitspraak van deze Rechtbank van 30 mei 2024 (22/3519, ECLI:NL:RBZWB:2024:3621, NLF 2024/1360), onjuist. In casu komt dezelfde problematiek weer aan de orde.

De Rechtbank geeft de Inspecteur geen gelijk. Zij ziet bij de huidige stand van zaken geen aanleiding om in het onderhavige geval anders te oordelen en volstaat met verwijzing naar de overwegingen 3.1 tot en met 3.6 van voormelde uitspraak, welk rechtskader ook geldt in deze zaak. De hoogte van de nog toe te passen ouderenkorting is voor dat geval niet in geschil en bedraagt € 427.

Het beroep van X is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
10 oktober 2024
Rolnummer
23/3736
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:6937
NLF-nummer
NLF 2024/2359
Aflevering
22 oktober 2024
bwbr0011353&artikel=7.2,bwbr0011353&artikel=7.2,bwbr0011353&artikel=7.8,bwbr0011353&artikel=7.8,bwbr0019150&artikel=2.6a,bwbr0019150&artikel=2.6a

Naar de bovenkant van de pagina