Direct naar content gaan

Samenvatting

Fiscale eenheid X (belanghebbende) houdt zich voornamelijk bezig met het verrichten van diensten binnen de verzekeringssector. Zij maakt deel uit van een grensoverschrijdend concern, waarin zij fungeert als moedermaatschappij. X is gevestigd in Nederland en heeft in de andere lidstaten schaderegelaars aangesteld.

Zij is van mening dat (verlegde) omzetbelasting ter zake van de buitenlandse schadeafwikkelingsdiensten (1e kwartaal 2019) ten onrechte is voldaan, omdat deze niet verschuldigd is.

Als de verzekeringsdienst die X verricht aan haar klanten (verzekeringnemers) en de schadeafwikkelingsdienst één enkele prestatie vormen, treft de schadeafwikkelingsdienst hetzelfde fiscale lot als de verzekeringsdienst. Niet in geschil is dat die verzekeringsdienst is vrijgesteld op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel k, Wet OB 1968.

Rechtbank Noord-Nederland twijfelde over het antwoord op de vraag of de schadeafwikkelingsdienst en de verzekeringsdienst één enkele prestatie vormen. Zij heeft daarover aan de Hoge Raad twee prejudiciële vragen gesteld (21/1215, ECLI:NL:RBNNE:2023:5144, NLF 2024/0317, met noot van Vroon).

De Hoge Raad heeft op de vragen beslist en geantwoord dat een op grond van een rechtsbetrekking tussen een ondernemer en diens afnemer te verrichten dienst enerzijds en een op grond van een andere rechtsbetrekking tussen een andere ondernemer en een andere afnemer te verrichten dienst anderzijds niet als één dienst (als één ondeelbare prestatie) kunnen worden aangemerkt (24/00084, ECLI:NL:HR:2024:863, NLF 2024/1471, met noot van Wolf).

In deze einduitspraak doet de Rechtbank de zaak met inachtneming van de beantwoording van de prejudiciële vragen als volgt af:

  1. De schadeafwikkelingsdiensten die de buitenlandse schaderegelaars verrichten, vormen niet één (ondeelbare) prestatie met de verzekeringsprestatie die X verricht.
  2. Evenmin vallen de zelfstandige schadeafwikkelingsdiensten die buitenlandse schaderegelaars verrichten, onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel k, Wet OB 1968.
  3. De buitenlandse dochtervennootschappen die aan X schadeafwikkelingsdiensten verrichten, vormen voor omzetbelastingdoeleinden geen vaste inrichtingen van X, zodat zij ook in zoverre terecht (verlegde) omzetbelasting heeft afgedragen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1e kwartaal 2019
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
19 november 2024
Rolnummer
21/1215
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2024:4578
NLF-nummer
NLF 2024/2635
Aflevering
26 november 2024
bwbr0002629&artikel=1,bwbr0002629&artikel=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,celex32006l0112&artikel=2,celex32006l0112&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina