Naheffing BPM op basis van juiste CO2-uitstoot; geen vermindering i.v.m. schade
Hof Den Haag, 7 augustus 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(2)
- Jurisprudentie(320)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur(1)
- Recent(14)
- Kennisgroepstandpunt(4)
- Annotatie wetsgeschiedenis NLFiscaal(5)
Samenvatting
X (bv; belanghebbende) heeft op aangifte een bedrag van € 5.699 aan BPM voldaan ter zake van de registratie van een gebruikte Audi SQ5 3.0. De datum van eerste toelating is 28 februari 2018. Na keuring door DRZ is een naheffingsaanslag BPM opgelegd van – na bezwaar – € 15.052. X heeft beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld.
De auto is in de heffing betrokken op basis van een CO2-uitstootwaarde van 289 gr/km, gebaseerd op het bij de auto behorende Litouwse kentekenbewijs. X bepleit tevergeefs dat van een CO2-uitstoot van 189 gr/km moet worden uitgegaan.
Vast staat dat de auto vanuit Amerika naar Litouwen is geëxporteerd, aldaar is geregistreerd en vervolgens vanuit Litouwen naar Nederland is gebracht. X maakt niet aannemelijk dat met de auto in een andere lidstaat van de weg gebruik is gemaakt. Zij kan geen beroep doen op artikel 110 VWEU. Ook een eventueel beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat niet op. X maakt niet aannemelijk dat de auto soortgelijk is aan zes andere referentievoertuigen zonder EG-typegoedkeuring.
Er wordt door Hof Den Haag ook geen waardevermindering toegestaan in verband met een schadeverleden.
Het hoger beroep is ongegrond.
BRON
Uitspraak van 7 augustus 2024 in het geding tussen
X bv te Z, belanghebbende, (gemachtigde: S.M. Bothof)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur, (vertegenwoordiger: …) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 juni 2023, nummer SGR22/3102.
Procesverloop
1.1. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 16.071 (de naheffingsaanslag).
1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 15.052 en een kostenvergoeding van € 538 toegekend.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 365 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan is € 548 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 juni 2024. De Inspecteur is verschenen en de gemachtigde van belanghebbende heeft deelgenomen aan de zitting via MS Teams, waarbij sprake was van een rechtstreekse beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.
Feiten
2.1. Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 5.699 aan bpm voldaan ter zake van de registratie van een gebruikte Audi SQ5 3.0 (de auto). De datum van eerste toelating is 28 februari 2018.
2.2. In de aangifte bpm is de te betalen belasting berekend op basis van een taxatierapport van [naam taxateur] (het taxatierapport). In het taxatierapport van 27 juli 2020 is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 162.290 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 53.891 (XRAY). Hierop heeft de taxateur € 32.288 in mindering gebracht in verband met schade aan de auto en € 8.084 voor overige waardeverminderende factoren. De handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat is bepaald op € 13.519.
2.3. Naar aanleiding van de aangifte bpm heeft de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in opdracht van de Inspecteur belanghebbende verzocht de auto te tonen voor een hertaxatie. Belanghebbende heeft de auto op 11 augustus 2020 aan DRZ getoond. De bevindingen van DRZ zijn neergelegd in een rapport (rapport van DRZ), verzonden op 26 augustus 2020. DRZ heeft de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 116.855 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 52.750 (XRAY). DRZ heeft geen aftrek wegens schade toegepast. In het rapport staat onder meer:
Datum |
Tellerstand |
|
Inkoopverklaring |
||
Taxatie |
27-07-2020 |
8.336 km |
RDW |
27-07-2020 |
8.435 km |
DRZ |
11-08-2020 |
8.559 km |
2.4. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de naheffingsaanslag de bpm berekend op basis van het rapport van DRZ en heeft rekening gehouden met een extra leeftijdskorting van € 390.
2.5. Bij de uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd tot € 15.052. Daarbij is de Inspecteur uitgegaan van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 50.154 gebaseerd op de koerslijst van EurotaxGlass’s met toepassing van de correctiefactoren ‘markt- en dealersituatie’.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
4.1. In geschil is of de Inspecteur van de juiste CO₂-uitstoot is uitgegaan en of hij te weinig rekening heeft gehouden met ex-schade.
4.2. Belanghebbende concludeert:
- tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank;
- tot partiële vernietiging van de uitspraak op bezwaar;
- primair tot vaststelling van de bruto bpm op € 23.440, tot vaststelling van de inkoopwaarde op € 42.070, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 8.401 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 2.702;
- subsidiair tot vaststelling van de bruto bpm op € 23.440, tot vaststelling van de inkoopwaarde op € 50.154, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 10.016 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 4.317; en
- meer subsidiair tot vaststelling van de bruto bpm op € 68.418, tot vaststelling van de inkoopwaarde op € 42.070, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 17.428 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 11.729.
Voorts verzoekt belanghebbende om een proceskostenvergoeding.
4.3. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
CO₂-uitstoot
5.1. De auto is in de heffing van de bpm betrokken op basis van een CO₂-uitstootwaarde van 289 gr/km, gebaseerd op het bij de auto behorende Litouwse kentekenbewijs. Vaststaat dat de auto vanuit Amerika naar Litouwen is geëxporteerd, aldaar is geregistreerd, en vervolgens vanuit Litouwen naar Nederland is gebracht. Ook staat vast dat de auto door de RDW is gekeurd en dat daarbij de CO₂-uitstoot, berekend op basis van de Scandinavische rekenmethode, is overgenomen van het Litouwse kentekenbewijs.
5.2. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur de CO₂-uitstoot dient te bepalen aan de hand van de NEDC1-test en verwijst daarbij naar vijfenzestig referentieauto’s die in Nederland geregistreerd staan met een CO₂-uitstoot van 189 gr/km. Van deze referentieauto’s beschikken er zes, net zoals de auto, niet over een Europese typegoedkeuring. De Inspecteur handelt in strijd met het recht door de CO₂-uitstoot niet te bepalen aan de hand van de NEDC1-test, aldus belanghebbende. Daarnaast is sprake van schending van artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aangezien de auto zwaarder wordt belast dan gelijksoortige auto’s.
5.3. Belanghebbende heeft, tegenover de betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat de auto in een andere EU-lidstaat op de weg heeft gereden. Dat de auto in Litouwen is gekeurd, is onvoldoende. Dit betekent dat belanghebbende voor de auto geen beroep kan doen op artikel 110 VWEU. Ook een eventueel beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat niet op. Aan de hand van de door de gemachtigde overgelegde informatie over de referentievoertuigen kan niet worden vastgesteld dat deze soortgelijk zijn aan de auto. Zo is onduidelijk welke sporen van gebruik, schade of slijtage ze hebben. Ook is de lijst met kenmerken van de zes referentievoertuigen zonder Europese typegoedkeuring niet compleet, zodat een goede vergelijking – niet alleen technisch maar ook commercieel – onmogelijk is. Zo ontbreken de gegevens over milieuklasse, variant en uitvoering. Daarnaast wijken de catalogusprijzen af. Dit betekent dat belanghebbende bpm is verschuldigd naar het tarief dat hoort bij een CO₂-uitstootwaarde van 289 gr/km.
Waardevermindering in verband met schadeverleden
5.4. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de auto door schade blijvend in waarde is gedaald, zelfs nadat de schade aan de auto geheel is hersteld. Belanghebbende stelt de waardevermindering als gevolg van het schadeverleden op € 8.084 en verwijst daarbij naar het taxatierapport.
5.5. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, volgt dat een belastingplichtige die stelt dat een schadeverleden een waardeverminderende invloed heeft op het voertuig, dit dient aan te tonen door middel van een deskundigenonderzoek. Uit het taxatierapport is niet af te leiden dat de door de taxateur toegepaste waardevermindering van € 8.084 verband houdt met een schadeverleden van de auto. Ook overigens bevat het taxatierapport geen concrete onderbouwing van de gestelde negatieve invloed van het schadeverleden van de auto op de handelsinkoopwaarde. Het betoog van belanghebbende faalt.
Slotsom
5.6. Het hoger beroep is ongegrond
Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door T.A. de Hek, A. van Dongen en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier M.G. Kastelein. De beslissing is op 7 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken.