Direct naar content gaan

Samenvatting

Met dagtekening 11 maart 2020 is aan de partner van X (belanghebbende) een verminderingsbeschikking IB/PVV 2011 opgelegd vanwege de verrekening van een verlies uit 2014. Na toepassing van de heffingskortingen is de partner een bedrag van € 388 verschuldigd. Aan X is met dagtekening 14 april 2020 een navorderingsaanslag IB/PVV 2011 opgelegd waarbij een deel van de eerder aan hem uitbetaalde heffingskortingen wordt teruggevorderd.

Het bezwaar van X is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en behandeld als verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag. Het verzoek is afgewezen.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Inspecteur het bezwaar tegen de navorderingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het betoog van X dat de navorderingstermijn van vijf jaren ruimschoots is overschreden, faalt. De navorderingsaanslag is op grond van artikel 16, lid 7, AWR tijdig opgelegd (binnen acht weken na het tijdstip waarop de aan zijn partner opgelegde verminderingsbeschikking onherroepelijk is geworden). Van gewekt vertrouwen op basis van inlichtingen op de website van de Belastingdienst is voorts geen sprake. De door X geciteerde inlichtingen zijn niet op zijn situatie van toepassing, nu de navorderingsaanslag niet aan hem is opgelegd op grond van artikel 16, lid 3, AWR maar op grond van lid 7 van dat artikel.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
22 december 2021
Rolnummer
20/9563
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6601
NLF-nummer
NLF 2022/0174
Aflevering
20 januari 2022
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina