Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze BPM-zaak draait het bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant om de vraag of de Inspecteur door een toezegging tijdens een telefoongesprek met de gemachtigde van X (belanghebbende) gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat voor voertuigen met een lage kilometerstand (38 kilometer) en diefstalschade aangifte kon worden gedaan op basis van een taxatierapport.

De Inspecteur voert aan dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen kon zijn, omdat het gesprek na de reeds gedane aangifte voor een Nissan heeft plaatsgevonden en de door de gemachtigde verstrekte informatie onjuist of onvolledig was.

De Rechtbank verwerpt dit argument. Ze stelt vast dat X aan het gesprek in redelijkheid het vertrouwen kon ontlenen dat er geen naheffing zou volgen voor de auto, aangezien deze binnen de kaders van de toezegging viel. Bovendien acht de Rechtbank de uitleg van de gemachtigde geloofwaardig en stelt dat er sprake was van onduidelijkheid over de juiste wetstoepassing in die periode.

De Rechtbank benadrukt dat eerdere naheffingen voor vergelijkbare voertuigen, zoals een Citroën en een Mazda, door de Inspecteur zijn ingetrokken. Ook een latere brief waarin werd gesteld dat toekomstige onjuistheden tot naheffing kunnen leiden, doet niets af aan het gewekte vertrouwen voor de Nissan.

De Rechtbank vernietigt daarom de naheffingsaanslag BPM.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
27 november 2024
Rolnummer
21/2804
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:8156
NLF-nummer
NLF 2025/0067
Aflevering
7 januari 2025
bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina