Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Aan de Letse onderneming SIA TOODE is door de belastingdienst staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de COVID-19‑pandemie geweigerd, op grond dat zij niet voldeed aan de in het nationale recht gestelde voorwaarden voor dergelijke steun. Deze onderneming heeft zich tot de nationale rechter gewend met het verzoek vast te stellen dat zij wel aan deze voorwaarden voldeed en de belastingdienst te gelasten een voor haar gunstig administratief besluit vast te stellen. De geldigheidstermijn van de door de Europese Commissie goedgekeurde steunregeling is evenwel tijdens de procedure bij de nationale rechter verstreken. Kan deze onderneming aanspraak maken op de betrokken steun indien de aanvankelijke weigering van de belastingdienst om de steun toe te kennen nietig wordt verklaard bij een rechterlijke beslissing die na het verstrijken van de termijn voor de toekenning van de steun wordt gegeven? Dit is in wezen de prejudiciële vraag aan het HvJ van de Administratīvā apgabaltiesa (bestuursrechter in tweede aanleg, Letland).

A-G Rantos geeft het HvJ in overweging de prejudiciële vragen van de Administratīvā apgabaltiesa als volgt te beantwoorden:

‘1) Artikel 107, lid 1, VWEU, gelezen in het licht van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat staatssteun moet worden geacht te zijn ‚toegekend’ op de datum waarop de bevoegde nationale overheidsinstantie heeft geweigerd deze steun aan een onderneming toe te kennen wanneer deze weigering door een nationale rechterlijke beslissing na het verstrijken van de termijn voor de toekenning van de steun onrechtmatig is verklaard, mits deze weigering plaatsvond vóór het verstrijken van de termijn voor de toekenning van de steun en op een datum waarop de goedkeuring van de Commissie voor deze steun van kracht was, en de onderneming voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de steun op grond van de toepasselijke nationale regelgeving.

2) Artikel 1, onder b), ii), van verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat steun die door de bevoegde nationale overheidsinstantie wordt uitbetaald na het verstrijken van de in een steunregeling vastgestelde termijn voor de toekenning van steun, ter uitvoering van een nationale rechterlijke beslissing die verklaart dat de onderneming vóór het verstrijken van voornoemde termijn voldaan had aan alle door het nationale recht gestelde voorwaarden om aanspraak te maken op de betrokken steun en dat de aanvankelijke weigering van deze overheidsinstantie om de steun toe te kennen onrechtmatig was, moet worden beschouwd als ‚bestaande steun’. In een dergelijk geval wordt de steun geacht te zijn toegekend op het tijdstip van de aanvankelijke weigering van die overheidsinstantie om de steun toe te kennen.’

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2022
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
13 maart 2025
Rolnummer
C‑653/23
ECLI
ECLI:EU:C:2025:186
NLF-nummer
NLF NLF
bwbv0001506&artikel=107

Naar de bovenkant van de pagina