Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is één van de vennoten van een cv. In 2012 heeft hij een bv opgericht en de voorheen door hem binnen de cv gedreven onderneming ingebracht, met uitzondering van de tot die onderneming behorende onroerende zaken. Voor de behaalde stakingswinst en afname van de FOR heeft X een lijfrente bedongen bij de bv.

De overeengekomen premie voor de lijfrenten bedroeg € 293.246. X heeft op 6 juni 2012 en op 27 juni 2012 in totaal € 293.246 gestort op de bankrekening van de bv met als omschrijving ‘volstorting lijfrente’. In vervolg op een op 25 juni 2012 door X en de bv ondertekende akte van geldlening heeft de bv op 7 juni 2012 en 2 juli 2012 hetzelfde bedrag op de bankrekening van X gestort met als omschrijving ‘verstrekking lening’.

Voor Hof Amsterdam was onder meer in geschil of X recht heeft op aftrek van premies voor lijfrenten.

Dat is volgens het Hof niet het geval. Het Hof heeft aanleiding gezien voor een zelfstandige fiscale kwalificatie van de rechtshandelingen in die zin dat het geheel van stortingen over en weer voor de toepassing van artikel 3.130, lid 1, Wet IB 2001 wordt aangemerkt als het schuldig blijven van lijfrentepremies. Het economische resultaat van de storting van de lijfrentepremies en de nagenoeg direct daaropvolgende verstrekking van de geldlening is gelijk aan het resultaat waarbij X de premies niet zou hebben gestort, maar schuldig zou zijn gebleven onder de voorwaarden van de akte van geldlening van 25 juni 2012. Daarom moet het geheel van stortingen over en weer voor de toepassing van artikel 3.130, lid 1, Wet IB 2001 worden aangemerkt als het schuldig blijven van de lijfrentepremies, aldus het Hof.

X heeft cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dat ongegrond.

Het geschil tussen partijen beperkte zich tot de vraag of de hiervoor beschreven rechtshandelingen tot gevolg hadden dat de lijfrentepremies niet waren ‘betaald’ in de zin van artikel 3.130 Wet IB 2001. Het Hof heeft met zijn oordeel de grenzen van de rechtsstrijd niet overschreden.

Conform Conclusie A-G Niessen (NLF 2020/2655, met noot van De Beer).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
HR
Datum instantie
8 april 2021
Rolnummer
20/01619
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:412
Auteur(s)
drs. A.W. de Beer RB
Alfa Accountants en Adviseurs
NLF-nummer
NLF 2021/0828
Aflevering
22 april 2021
Judoreg
NFB4267
bwbr0011353&artikel=3.130,bwbr0011353&artikel=3.130&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.130

Naar de bovenkant van de pagina