Samenvatting
Het is de staatssecretaris gebleken dat het gestelde in punt 2 van het besluit van 18 januari 1985, 584-30849 (Vpb’69, 1.00.48) aanleiding geeft tot misverstanden.Met de tweede volzin in genoemd punt van het besluit is bedoeld aan te geven op welke wijze in het algemeen moet worden gehandeld met goed verzorgde en complete aangiftebiljetten, die niet voor 1 juli zijn ingeleverd, maar waarvoor wel voorrang is verzocht omdat een teruggaaf wordt verwacht vanwege verrekening van voorheffingen of verliesverrekening.
De verwerking van die posten dient zodanig te zijn dat binnen acht maanden na inlevering van de aangifte de teruggaaf wordt gerealiseerd door middel van een (voorlopige c.q. definitieve) aanslag of voorlopige teruggaaf.
Deze regeling is eerst van kracht geworden na publicatie van het besluit Vpb’69, 1.00.48. Dit houdt in dat de aangiftebiljetten die vóór de datum van publicatie bij de Inspecteur zijn ingeleverd, niet onder de regeling vallen.
De voorrangsregeling zal t.z.t. in de instructie vennootschapsbelasting worden opgenomen.