Direct naar content gaan

Samenvatting

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft X (bv; belanghebbende) in een BPM-zaak over de toepassing van artikel 16a Wet BPM gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Het Hof heeft daarbij geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. Het verzoek om toepassing van artikel 16a Wet BPM is namelijk pas in de procedure bij het Hof aangevoerd, terwijl X, op wie de stelplicht en de bewijslast rust, dit verzoek al eerder had kunnen doen en hij niet verder heeft toegelicht waarom het verzoek eerst in de procedure bij het Hof is gedaan.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

Nadat X hoger beroep bij het Hof had ingesteld, heeft de Hoge Raad in het arrest van 1 mei 2020 (18/02168, ECLI:NL:HR:2020:821, NLF 2020/1338, met noot van De Haan) geoordeeld dat ook uit andere lidstaten afkomstige, gebruikte personenauto’s in aanmerking kunnen komen voor toepassing van artikel 16a Wet BPM wanneer niet is uitgesloten dat deze motorvoertuigen in Nederland worden onderworpen aan een hogere belasting dan de BPM die nog rust op gelijksoortige in het binnenland verhandelde, geregistreerde motorvoertuigen. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat X zijn standpunt in hoger beroep klaarblijkelijk naar aanleiding van dit arrest heeft ingenomen. Alsdan geldt dat X onder deze omstandigheden recht heeft op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HR
Datum instantie
11 november 2022
Rolnummer
21/03368
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1616
Auteur(s)
mr. I. de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2022/2283
Aflevering
24 november 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5349
bwbr0005537&artikel=8:75,bwbr0005537&artikel=8:75,bwbr0005806&artikel=16a,bwbr0005806&artikel=16a

Naar de bovenkant van de pagina