Na een controle op 27 november 2022 om 17.27 uur is aan X (belanghebbende) een naheffingsaanslag MRB opgelegd van € 830 over het tijdvak 25 mei 2022 tot en met 26 november 2022 en een 100%-verzuimboete. De auto waarin X zat, was voorzien van een Duits kenteken. Voor het gebruik van de openbare weg met de auto is geen MRB voldaan.
Op 27 november 2022 om 18.34 uur heeft de Inspecteur van X ter zake van de auto een melding vrijstelling BPM en MRB ontvangen voor de periode 27 november 2022 tot en met 11 december 2022. X heeft de vrijstelling op 28 november 2022 ingetrokken.
Rechtbank Den Haag laat de naheffingsaanslag in stand. X is terecht als houder van de auto aangemerkt. Hij zat achter het stuur van de auto en had de auto feitelijk ter beschikking. Dat de auto ten tijde van de constatering niet reed, is daarbij niet van belang.
X heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de auto gedurende het naheffingstijdvak iemand anders feitelijk ter beschikking stond of dat de auto zich buiten Nederland bevond.
De boete die bij uitspraak op bezwaar is verminderd tot € 415 is passend en geboden, oordeelt de Rechtbank.
Het beroep is ongegrond.
BRON
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen
eiser, wonende te woonplaats, eiser
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 20 juli 2023 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 25 mei 2022 tot en met 26 november 2022 (de naheffingsaanslag) en de daarbij opgelegde verzuimboete.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2024.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Eiser staat vanaf 20 augustus 2003 ingeschreven op een Nederlands adres in de Basisregistratie Personen (Brp).
2. Op 27 november 2022 is om 17:27 uur bij een controle door de politie geconstateerd dat eiser met het motorrijtuig voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] (de auto), gebruik heeft gemaakt van de openbare weg in Nederland ter hoogte van nummer 5 op de Jan Rebelstraat te Amsterdam. Voor het gebruik van de openbare weg met de auto is geen motorrijtuigenbelasting voldaan.
3. De verbalisant heeft naar aanleiding van de constatering de volgende verklaring van eiser opgetekend:
“Ik woon en werk gewoon in Nederland. Ik heb de auto voor een weekendje geleend van een vriend. Ik gebruik de auto privé. Ik heb geen melding gemaakt bij de belastingdienst, omdat ik niet wist dat het moest.”
4. Op 27 november 2022 om 18:34 uur heeft verweerder van eiser ter zake van de auto een melding vrijstelling Bpm en Mrb ontvangen voor de periode 27 november 2022 tot en met 11 december 2022. Eiser heeft de vrijstelling op 28 november 2022 ingetrokken.
5. Naar aanleiding van de constatering is de naheffingsaanslag opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 830. De gelijktijdig met de naheffingsaanslag opgelegde verzuimboete bedraagt € 830.
6. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot € 415.
7. In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.
8. Motorrijtuigenbelasting wordt geheven ter zake van het houden van een motorrijtuig. De houder van een motorrijtuig is degene die een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig in Nederland feitelijk ter beschikking heeft. Om aangemerkt te worden als houder is niet vereist dat men tevens eigenaar is van het motorrijtuig.
9. Motorrijtuigenbelasting kan worden nageheven bij constatering van gebruik van de weg met een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven en de belasting geheel of gedeeltelijk niet is betaald. Een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig wordt daarbij aangemerkt als een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is afgegeven. De voor een auto na te heffen belasting wordt berekend met ingang van de dag waarop de houder als ingezetene is ingeschreven in de Brp en zolang het motorrijtuig feitelijk ter beschikking staat. Indien het motorrijtuig over een gedeelte van deze periode niet feitelijk in Nederland ter beschikking heeft gestaan aan de houder, wordt de belasting in zoverre niet nageheven. In dat geval rust de bewijslast op eiser.
10. Eiser stelt dat hij ten onrechte als houder van de auto is aangemerkt. Hij heeft verklaard dat hij bij een bruiloft in een nabijgelegen gebouw was. Anders dan hij bij de verbalisant heeft verklaard had hij de auto niet geleend, maar zat hij slechts even achter het stuur van de auto gedurende de tijd dat de eigenaar van de auto bij de bruiloft in het gebouw was. Hij heeft toen niet met de auto gereden. Later op de avond heeft hij wel in de auto gereden, maar pas nadat hij de melding vrijstelling Bpm en Mrb had gedaan.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser terecht als houder van de auto aangemerkt. Ook als de nieuwe verklaring van eiser wordt gevolgd, zat hij achter het stuur van de auto en had hij de auto feitelijk ter beschikking. Dat de auto ten tijde van de constatering niet reed, is daarbij niet van belang. Het geparkeerd staan of stil staan op de openbare weg is een vorm van gebruikmaken van de weg is. Het belastbare feit voor de motorrijtuigenbelasting is het houden van de auto, en niet het rijden ermee.
12. Eiser maakt niet aannemelijk dat de auto hem niet gedurende het gehele tijdvak waarover de naheffing is berekend in Nederland ter beschikking heeft gestaan. Hij heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de auto gedurende het naheffingstijdvak iemand anders feitelijk ter beschikking stond of dat de auto zich buiten Nederland bevond. Voor het aanvangsmoment van het naheffingstijdvak is aangesloten bij de datum van de laatste tenaamstelling van de auto.
12. Het niet voldoen aan de verplichtingen op grond van de wet rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een verzuimboete.Niet vereist is dat er sprake is van opzet of grove schuld. Alleen bij een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. De bewijslast daarvan rust op eiser.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hem geen enkel verwijt treft. Dat hij niet wist dat hij motorrijtuigenbelasting verschuldigd was, maakt niet dat sprake is van avas. Dat in onderhavige geval sprake is van een pleitbaar standpunt is gesteld noch gebleken. De rechtbank acht de verzuimboete, die is opgelegd met inachtneming van paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst en bij de bestreden uitspraak op bezwaar is verminderd tot € 415, passend en geboden.
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de naheffingsaanslag en verzuimboete terecht opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.