Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) was van 1 januari tot en met 30 juli 2016 in dienstbetrekking werkzaam voor een Cypriotische werkgever aan boord van een binnenvaartschip dat hoofdzakelijk heeft gevaren in het stroomgebied van de Rijn en België. Van 1 augustus tot en met 31 december 2016 werkte hij voor een Nederlandse werkgever.

In geschil is of de Inspecteur X terecht dan wel voor het juiste bedrag in de premieheffing volksverzekeringen heeft betrokken voor de periode 1 januari 2016 tot en met 30 juli 2016.

Rechtbank Noord-Nederland heeft vooropgesteld dat, nu X van 1 januari 2016 tot en met 30 juli 2016 werkzaam was voor een Cypriotische werkgever, ter bepaling van de op hem toepasselijke socialezekerheidswetgeving voor die periode de aanwijsregels van Verordening 883/2004 van toepassing zijn. Doorslaggevend is of X in die periode niet een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in Nederland verrichtte. De Rechtbank is van oordeel dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij minder dan 25% van zijn arbeidstijd in Nederland heeft verricht. X was (ook) voor de periode 1 januari 2016 tot en met 30 juli 2016 verplicht verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen.

X heeft verder (onder meer) tevergeefs een beroep gedaan op artikel 3:4 Awb, de redelijkheid en billijkheid en de menselijke maat. Het beroep is ongegrond.

Tegen dit oordeel heeft X hoger beroep ingesteld, maar Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
1 januari t/m 30 juli 2016
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
24 januari 2023
Rolnummer
21/01617
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:672
NLF-nummer
NLF 2023/0336
Aflevering
9 februari 2023

Naar de bovenkant van de pagina