Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 19 en 20 december 2019 op een locatie in Amsterdam geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Aan X zijn ter zake van het parkeren twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd. In hoger beroep is één van de naheffingsaanslagen in geschil.

Hof Amsterdam stelt vast dat het hoorrecht van X is geschonden. Dit leidt ertoe dat de uitspraak op bezwaar en de uitspraak van Rechtbank Amsterdam worden vernietigd.

X stelt dat ter zake van hetzelfde parkeren niet meer dan eenmaal een naheffingsaanslag mag worden opgelegd.

Noch de Gemeentewet, noch enige andere wettelijke regeling bevat evenwel een beperking ten aanzien van het aantal dagen waarop een naheffingsaanslag inclusief kosten kan worden opgelegd, ook al betreft het – zoals in casu – een aaneengesloten periode waarin het voertuig stond geparkeerd. Het Hof verwerpt het standpunt van X dat de oplegging van de naheffingsaanslag een straf is in de zin van artikel 6 EVRM. Toepassing van het ne-bis-in-idembeginsel is derhalve niet aan de orde.

Ook het standpunt dat de gemeente bij de vaststelling van het met ingang van 1 juli 2019 geldende tarief voor het opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet binnen de begrenzing van artikel 2, lid 2, Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen is gebleven, wordt verworpen.

De naheffingsaanslag blijft in stand. Het Hof berekent de te vergoeden proceskostenvergoeding op een bedrag van € 52,40. De vordering van X om een hotelovernachting te vergoeden, wordt afgewezen. Voor deze kosten bestond geen objectieve noodzaak.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
5 april 2022
Rolnummer
21/00562
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1039
NLF-nummer
NLF 2022/0902
Aflevering
5 mei 2022
bwbr0005416&artikel=225,bwbr0005416&artikel=225,bwbr0005416&artikel=234,bwbr0005416&artikel=234

Naar de bovenkant van de pagina