Te hoge legesheffing voor wandelvierdaagse in Valkenburg aan de Geul
Rechtbank Limburg, 29 november 2024
Samenvatting
Rechtbank Limburg komt in deze procedure tot het oordeel dat de gemeente Valkenburg aan de Geul in 2023 te veel leges heeft geheven voor het houden van een wandelvierdaagse. Voor de hoogte van de leges is het aantal bezoekers van belang.
De Heffingsambtenaar heeft het totale aantal bezoekers over de vier wandeldagen bij elkaar opgeteld (4 × 7.000 wandelaars). Hierdoor valt X in de (hoogste) categorie van meer dan 10.000 bezoekers en is zij volgens de Heffingsambtenaar voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag € 2.048 aan leges verschuldigd.
Stichting X (belanghebbende) is het daar niet mee eens. Zij vindt dat moet worden uitgegaan van het aantal unieke bezoekers (7.000).
Rechtbank Limburg geeft X gelijk. Zij neemt hierbij in aanmerking dat sprake is van één evenement, dat de wandelaars tegen betaling van het inschrijfgeld alle vier de dagen mogen meewandelen en dat een mogelijkheid om tegen een lager bedrag minder dan vier dagen mee te wandelen ontbreekt. De Rechtbank verlaagt de leges naar het bedrag dat voor 7.000 bezoekers is verschuldigd, te weten € 512.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen
naam stichting, gevestigd te naam vestigingsplaats, eiseres
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenburg aan de Geul, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit met dagtekening 21 augustus 2023 (de legesaanslag) heeft verweerder – voor zover van belang – aan eiseres voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning voor het organiseren van een evenement ( [naam evenement] ) van [datum evenement] [rechtbank: [datum feitelijk evenement] ] een legesaanslag opgelegd van € 2.048,-.
Bij besluit van 9 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. Verweerder heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft geen van de partijen verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op heden.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 2, onder a, van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2023 (de Verordening) worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
2. De leges worden op grond van artikel 5, eerste lid, van de Verordening geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
3. De tarieven voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het organiseren van een evenement (als bedoeld in artikel 2:25 van de vigerende Algemene Plaatselijke Verordening Valkenburg aan de Geul (APV)) worden op grond van Titel 3, Hoofdstuk 2, van de Tarieventabel als volgt bepaald:
4. Het evenement van eiseres betreft een jaarlijkse omstreeks half augustus georganiseerde vierdaagse wandeltocht door het heuvelachtige Limburgse landschap rondom Valkenburg aan de Geul. De wandelaars kunnen kiezen uit vijf afstanden van respectievelijk 7, 14, 21, 28 of 42 kilometer en wandelen iedere dag een andere route. Eiseres heeft aangegeven dat in 2023 dagelijks circa 7.000 wandelaars aan de wandelvierdaagse deelnemen.
5. Verweerder heeft het door eiseres opgegeven aantal van 7.000 wandelaars per dag overgenomen. Omdat de routes iedere dag anders zijn en hij iedere route afzonderlijk moet toetsen (of er geen belemmeringen voor het bewandelen van de voorgestelde routes zijn), vindt verweerder dat voor het bepalen van het bezoekersaantal moet worden uitgegaan van vier dagen keer 7.000 wandelaars. Hierdoor valt eiseres in de (hoogste) categorie van meer dan 10.000 bezoekers en is zij volgens verweerder voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag € 2.048,- aan leges verschuldigd.
6. Eiseres is het daar niet mee eens. Omdat sprake is van één evenement dat vier dagen duurt, waaraan iedere dag 7.000 unieke wandelaars deelnemen, vindt zij dat de categorie van 5.000 tot 10.000 bezoekers op haar van toepassing is. Alle voorafgaande jaren is zij ook in die categorie ingedeeld, waardoor er vertrouwen is gewekt. Verder is volgens eiseres van belang dat het feestterrein, de infrastructurele voorzieningen en de parkeerterreinen het gehele evenement ongewijzigd blijven, het aantal bezoekers van andere meerdaagse evenementen voor het bepalen van de verschuldigde leges niet wordt opgeteld (Heuvelland Fiets4daagse, Kerstmarkt) en stelt zij dat op grond van de Verordening niet duidelijk is hoe een meerdaags evenement moet worden behandeld en of met deelnemers ook bezoekers worden bedoeld.
7. De rechtbank begrijpt dat partijen het erover eens zijn dat de wandelvierdaagse moet worden gezien als één evenement en niet als vier afzonderlijke evenementen. Omdat de wandelvierdaagse zich presenteert als één evenement (dat plaatsvindt op vier verschillende dagen), inschrijving slechts mogelijk is voor alle vier de dagen (en dus niet voor één, twee of drie dagen) en de start, finish en de afsluitende festiviteiten iedere dag op hetzelfde feestterrein plaatsvinden, ziet de rechtbank geen aanleiding om partijen hierin niet te volgen.
8. De rechtbank overweegt dat de voor deze zaak relevante betekenis van de termen ‘deelnemers’ en ‘bezoekers’ niet in de Verordening, de daarbij behorende Tarieventabel en de APV zijn gedefinieerd en ook anderszins een aanwijzing van wat met die termen is bedoeld ontbreekt (bijvoorbeeld op basis van de toelichting op of de totstandkomingsgeschiedenis van de Verordening). De rechtbank zal daarom aansluiting moeten zoeken bij de betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt gegeven (vgl. HR 22 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:83 en HR 21 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:49). Naar het oordeel van de rechtbank kunnen ‘deelnemers’ aan de wandelvierdaagse (‘zij die meedoen aan’) op grond van het normale spraakgebruik tevens worden aangemerkt als ‘bezoekers’ van het evenement (‘zij die gaan naar’). Dat niet iedere bezoeker van de wandelvierdaagse meewandelt (en bijvoorbeeld slechts de festiviteiten na afloop bijwoont of een deelnemer bij de finish onthaalt) maakt dat niet anders.
9. De rechtbank overweegt dat de Verordening, de daarbij behorende Tarieventabel en de APV geen duidelijkheid verschaffen over hoe bij een meerdaags evenement (met iedere dag dezelfde 7.000 bezoekers) het voor de hoogte van de leges van belang zijnde bezoekersaantal moet worden bepaald. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen eendaagse- en meerdaagse evenementen en de term ‘bezoekersaantal’ wordt niet gedefinieerd. Aanknopingspunten dat het aantal toetsmomenten (volgens verweerder vier omdat hij voor iedere dag moet beoordelen of er geen belemmeringen voor het bewandelen van de routes zijn) relevant (of zoals verweerder vindt doorslaggevend) is, heeft de rechtbank in de genoemde regelgeving niet gelezen. De rechtbank volgt verweerder dan ook niet in zijn standpunt dat op die grond voor het bepalen van het bezoekersaantal de bezoekers per dag moeten worden opgeteld. Integendeel, de rechtbank ziet in dit geval in de feiten dat de wandelvierdaagse moet worden aangemerkt als één evenement (zie onder 7), sprake is van bezoekers, die tegen betaling van het inschrijfgeld alle vier de dagen mogen meewandelen, en het ontbreken van een mogelijkheid om tegen een lager bedrag minder dan vier dagen mee te wandelen, aanwijzingen om uit te gaan van het totale aantal van 7.000 bezoekers aan het evenement. Hier voegt de rechtbank nog aan toe dat er in dit geval 7.000 kaartjes voor het evenement zijn verkocht, wat voor verweerder controleerbaar is. Alhoewel niet voor haar oordeel doorslaggevend, veroorlooft de rechtbank zich nog wel de volgende opmerking. Met betrekking tot de fietsvierdaagse, waar eiseres op heeft gewezen, heeft verweerder gesteld dat de leges hiervoor zijn gebaseerd op 3.2.1.5 van de Tarieventabel, wat bepaalt dat € 42,50 aan leges is verschuldigd voor een wielertocht vanaf 250 deelnemers. Uiteraard staat het de gemeente in beginsel vrij de tarieven zelf te bepalen. De rechtbank vindt een verschil in leges tussen de wandelvierdaagse (€ 2.048,-) en de fietsvierdaagse (€ 42,50) erg fors.
10. Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder een te hoog bedrag aan leges in rekening heeft gebracht. Het beroep van eiseres is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept de legesaanslag. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf een beslissing en bepaalt de hoogte van de leges op € 512,-.
11. Omdat hiermee volledig tegemoet wordt gekomen aan het beroep van eiseres ziet de rechtbank aanleiding om het beroep van eiseres op het vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel, alsmede haar formele beroepsgronden die zien op (het ontbreken van een verslag van) de hoorzitting en de bevoegdheid van degene die het bestreden besluit heeft genomen, onbesproken te laten.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.
13. De rechtbank is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept de legesaanslag, bepaalt de hoogte van de leges op € 512,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, rechter, in aanwezigheid van mr. K.J.M. Thelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2024.