Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze BPM-zaak heeft Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de Inspecteur bij de heffing terecht is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 174 gr/km, dat hij van de juiste handelsinkoopwaarde is uitgegaan en dat hij de juiste waardevermindering in verband met schade in aanmerking heeft genomen.

Vof X (belanghebbende) heeft hoger beroep ingesteld.

Ten aanzien van de naheffing van BPM is het hoger beroep ongegrond.

Hof Den Haag ziet geen aanleiding voor een verdere waardevermindering ten gevolge van schade. X heeft voorts tegenover de gemotiveerde weerspreking van de Inspecteur en gelet op afwijkende EU-typegoedkeuringen, niet aannemelijk gemaakt dat het enige verschil tussen de referentievoertuigen en de onderhavige auto de CO2-uitstoot is en dat dit het uitsluitende gevolg is van een verschil in meetmethode.

Er is geen sprake van een aan de Inspecteur te wijten onrechtmatigheid, aldus het Hof. De Rechtbank heeft mogen beslissen om geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toe te kennen.

Het hoger beroep is wel gegrond omdat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat X geen recht heeft op vergoeding van immateriële schade (HR 31 mei 2024, 23/03227, ECLI:NL:HR:2024:775, NLF 2024/1355, met noot van Hendriks). Het Hof kent alsnog een schadevergoeding toe van € 1.000.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
26 juni 2024
Rolnummer
23/637
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1772
NLF-nummer
NLF 2024/2477
Aflevering
5 november 2024

Naar de bovenkant van de pagina