Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) was op 1 januari 2018 eigenaar van een woning. In die hoedanigheid heeft X in februari 2018 over belastingjaar 2018 een aanslagbiljet gemeentelijke heffingen/WOZ-beschikking ontvangen. Met ingang van 17 mei 2018 is X niet langer eigenaar van de woning, omdat deze op een veiling is verkocht.

Bij beschikking van 31 december 2019 heeft de Heffingsambtenaar aan X – ambtshalve – een nieuwe beschikking verzonden over belastingjaar 2018, die betrekking heeft op de woning. Daarbij is het totaalbedrag van het aanslagbiljet ruim € 100 hoger uitgevallen.

X heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt en heeft daarbij tevens verzocht om toezending van een medebelanghebbendenbeschikking voor de WOZ.

De Heffingsambtenaar heeft het verzoek om een medebelanghebbendenbeschikking afgewezen, omdat aan X over dat belastingjaar al een beschikking als bedoeld in artikel 24, lid 3, onderdeel a, Wet WOZ is toegezonden. Op grond van de tekst van artikel 28 Wet WOZ bestaat in dat geval geen recht op een medebelanghebbendenbeschikking.

Het daartegen door X ingediende bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen het niet afgeven van een WOZ-beschikking geen bezwaar kan worden gemaakt (vgl. Hof Amsterdam 11 juli 2019, 18/00698 t/m 18/00700, ECLI:NL:GHAMS:2019:2442, NLF 2019/1722 bevestigd door HR 17 april 2020, 19/03952, ECLI:NL:HR:2020:656).

X heeft beroep ingesteld maar Rechtbank Oost-Brabant verklaart dat ongegrond.

X heeft geen recht op een medebelanghebbendenbeschikking en het bezwaar is op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
8 oktober 2021
Rolnummer
20/1758
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2021:5406
NLF-nummer
NLF 2021/2253
Aflevering
25 november 2021
bwbr0007119&artikel=24&lid=3,bwbr0007119&artikel=24&lid=3,bwbr0007119&artikel=28,bwbr0007119&artikel=28

Naar de bovenkant van de pagina