Dit arrest verbetert het arrest van de Hoge Raad van 31 januari 2025 (24/01942, ECLI:NL:HR:2025:156, NLF 2025/0314, met noot van Nent). De Hoge Raad heeft nadien ambtshalve geconstateerd dat het arrest een fout bevat.
Aan het slot van het arrest is het volgende vermeld:
‘Van het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht wordt een griffierecht geheven van € 138.’ Waar in deze volzin € 138 staat, had, gelet op artikel 29 AWR in samenhang gelezen met artikel 8:109, lid 1, onderdeel c en lid 2, Awb (tekst 2024), € 559 moeten staan. De Hoge Raad herstelt de fout.
BRON
Herstelarrest ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 31 januari 2025, nr. 24/01942, ECLI:NL:HR:2025:156, gewezen op het beroep in cassatie van het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 april 2024, nr. BK-ARN 23/1195 .
1. Overwegingen voor herstel
1.1. De Hoge Raad heeft in deze zaak op 31 januari 2025 arrest gewezen (hierna: het arrest). Nadien heeft de Hoge Raad ambtshalve geconstateerd dat het arrest een fout bevat.
1.2. Aan het slot van het arrest is het volgende vermeld:
“Van het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht wordt een griffierecht geheven van € 138.”
Waar in deze volzin “€ 138” staat, had, gelet op artikel 29 AWR in samenhang gelezen met artikel 8:109, lid 1, letter c, en lid 2, Awb (tekst 2024), “€ 559” moeten staan.
1.3. Herstel van deze fout brengt mee dat het slot van het arrest als volgt komt te luiden:
“Van het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht wordt een griffierecht geheven van € 559.”
2. Beslissing
De Hoge Raad herstelt het arrest van 31 januari 2025, nr. 24/01942, op de hiervoor in onderdeel 1.3 vermelde wijze.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, de vice-president J.A.R. van Eijsden, en de raadsheren E.N. Punt, M.W.C. Feteris en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.