Samenvatting
Relevante Kamerstukken
Noot bij voorstel van wet en memorie van toelichting
20 september 2022
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) wordt per 1 januari 2037 volledig afgeschaft. Een dergelijke afschaffing op termijn wordt door de wetgever omfloerst aangeduid met ‘uitfasering’.
De afschaffing van de iack is als volgt toegelicht door de wetgever in de memorie van toelichting op het Belastingplan 2023:
‘De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting die wordt toegekend aan alleenstaande ouders of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineren, en voldoen aan de overige voorwaarden van de IACK. Het doel van deze regeling is het stimuleren van deze groep om arbeid en zorg over jonge kinderen te combineren, waardoor de arbeidsparticipatie van deze groep wordt bevorderd. In lijn met het coalitieakkoord wordt voorgesteld om de IACK vanaf 2025 af te schaffen, behalve voor ouders met (een of meer) kinderen die vóór 1 januari 2025 zijn geboren.(…)
Doelstelling
Het afschaffen van de IACK kent zijn grondslag in vier overwegingen. Allereerst is in het coalitieakkoord een fundamentele herziening van de kinderopvangtoeslag (KOT) aangekondigd. De regering kiest voor een inkomensonafhankelijke vergoeding van 96% (tot de maximum uurprijs) voor werkende ouders. Deze vergoeding wordt rechtstreeks door de overheid betaald aan kinderopvangorganisaties. Deze hoge vergoeding draagt bij aan de betaalbaarheid van de kinderopvang en daarmee wordt het aantrekkelijker voor ouders om werk en zorg voor jonge kinderen te combineren, waardoor de arbeidsparticipatie van ouders wordt bevorderd. Daarmee valt het doel van de IACK samen met een van de doelen van de (herziening van de) KOT.Ten tweede is in het coalitieakkoord de ambitie uitgesproken om het belastingstelsel te vereenvoudigen en te hervormen en daartoe worden in dit Belastingplan de eerste stappen gezet. Het afschaffen van de IACK is een van die stappen. Door het afschaffen van de IACK komt de marginale druk vanuit de belastingtarieven meer in lijn met de effectieve marginale belastingdruk, wat de eenvoud en transparantie van het belastingstelsel ten goede komt.Ten derde zorgt de afschaffing van de IACK ervoor dat de verschillen in belastingdruk tussen een- en tweeverdienershuishoudens met kinderen beperkt worden. Sinds de invoering van de Wet IB 2001 zijn deze verschillen groter geworden, wat heeft geleid tot onbegrip bij sommige burgers.Tot slot levert de afschaffing van de IACK structureel vanaf 2037 € 1.772 miljoen op ter dekking van andere maatregelen die relevant zijn voor de koopkracht en het huishoudinkomen.’
De iack geldt voor minderjarige kinderen die per 1 januari 2025 nog geen twaalf jaar zijn. Dat betekent dat ouders met één of meer kinderen die op 31 december 2024 zijn geboren op 31 december 2036 twaalf zijn geworden. Hierdoor eindigt het recht op iack uiterlijk op 31 december 2036, zodat per 1 januari 2037 geen enkele ouder/belastingplichtige meer recht heeft op de iack.
Artikel 2.7 Wet IB 2001
1De over een kalenderjaar verschuldigde inkomstenbelasting is het gezamenlijke bedrag van de over het kalenderjaar berekende belasting op:
- a.het belastbare inkomen uit werk en woning;
- b.het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en
- c.het belastbare inkomen uit sparen en beleggen. Voor belastingplichtigen die gedurende het gehele kalenderjaar of een gedeelte daarvan binnenlandse belastingplichtige of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 zijn, wordt het op grond van de eerste zin berekende gezamenlijke bedrag, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, verminderd met het bedrag van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting (artikel 8.3). Voor andere buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Zwitserland of de BES eilanden en voor andere buitenlandse belastingplichtigen met belastbare winst uit een Nederlandse onderneming als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, onderdeel a, die aanspraak kunnen maken op toepassing van een bepaling in een regeling ter voorkoming van dubbele belasting die discriminatie van vaste inrichtingen verbiedt, wordt het op grond van de eerste zin berekende gezamenlijke bedrag, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, verminderd met het bedrag van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting, voor zover dat betrekking heeft op de arbeidskorting of op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
2Het bedrag van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting, met uitzondering van het deel dat betrekking heeft op de arbeidskorting of inkomensafhankelijke combinatiekorting, wordt voor belastingplichtigen die, anders dan door overlijden, niet gedurende het gehele kalenderjaar binnenlandse belastingplichtige of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 zijn, tijdsevenredig verminderd volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.3Indien de belastingplichtige ook premieplichtig is voor de volksverzekeringen en de volgens artikel 12, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen berekende heffingskorting voor de volksverzekeringen niet volledig kan worden verrekend met de volgens artikel 10 van de Wet financiering sociale verzekeringen berekende premie voor de volksverzekeringen, wordt het bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, ook met dat niet verrekende deel verminderd.
Artikel 8.2 Wet IB 2001
De standaardheffingskorting is het gezamenlijke bedrag van:
- a.de algemene heffingskorting (artikel 8.10);
- b.de arbeidskorting (artikel 8.11);
- c.vervallen;
- d. vervallen;
- e.de inkomensafhankelijke combinatiekorting (artikel 8.14a) vervallen;
- f.vervallen;
- g.vervallen;
- h.vervallen;
- i.de jonggehandicaptenkorting (artikel 8.16a);
- j.de ouderenkorting (artikel 8.17);
- k.de alleenstaande ouderenkorting (artikel 8.18), en
- l.de korting voor groene beleggingen (artikel 8.19).
Artikel 8.10 Wet IB 2001
1De algemene heffingskorting geldt voor iedere belastingplichtige.2De algemene heffingskorting bedraagt € 2.874, verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met 6,007% van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning verzamelinkomen dat meer bedraagt dan € 21.317.
Artikel 8.14a Wet IB 2001
1De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor de belastingplichtige indien:
- a.hij een arbeidsinkomen heeft dat meer bedraagt dan € 5.219;
- b.in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden een kind dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, en
- c.hij in het kalenderjaar geen partner heeft, dan wel indien hij wel een partner heeft, hij in het kalenderjaar een lager arbeidsinkomen heeft dan zijn partner.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald in welke gevallen een kind dat niet op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, voor de toepassing van onderdeel b beschouwd wordt ook op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige te staan ingeschreven in de basisregistratie personen.2De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt 11,45% van het arbeidsinkomen, voor zover dat bij de belastingplichtige meer beloopt dan € 5.219, doch niet meer dan € 2.534.3Indien het arbeidsinkomen van de belastingplichtige in het kalenderjaar gelijk is aan dat van zijn partner, geldt de inkomensafhankelijke combinatiekorting alleen voor de oudste belastingplichtige.4Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid, onderdeel b, bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in dat lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.5Voor de toepassing van dit artikel wordt met een partner gelijkgesteld degene die uitsluitend vanwege de toepassing van artikel 1.2, vierde lid, onderdeel b, niet als partner wordt aangemerkt.
Vervallen
Artikel 10.1 Wet IB 2001
1Bij het begin van het kalenderjaar worden de in de artikelen 2.10, 2.10a, 2.12, 3.15, eerste lid, 3.41, 3.42, 3.47, 3.77, 3.87, 3.125, 3.126a, 3.127, tweede lid, 3.129, 3.133, 5.2, 5.3, 5.5, 5.10, 5.13, 6.17, derde lid, 6.20, 8.10, 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, 8.14a, 8.16a, 8.17, 8.18, 9.4, 9.4a en 10.7 vermelde bedragen, het in artikel 3.127, derde lid, laatstvermelde bedrag, het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door andere. Deze bedragen worden berekend door de te vervangen bedragen te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.2In afwijking in zoverre van het eerste lid, tweede volzin, wordt het bedrag dat is vermeld in de eerste regel van de tweede kolom en in de tweede regel van de eerste kolom van de tabel in artikel 2.10, eerste lid, berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de uitkomst van de formule: 1 + (75% x (tabelcorrectiefactor – 1)).
Artikel 10a.30 Wet IB 2001
De artikelen 2.7, eerste lid, derde zin, en tweede lid, 8.2, onderdeel e, 8.14a en 10.1, eerste lid, zoals deze luidden op 31 december 2024, blijven van toepassing met betrekking tot een belastingplichtige:
- a.die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8.14a zoals dat luidde op 31 december 2024; en
- b. van wie het kind, bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2024, is geboren voor 1 januari 2025.
Vervallen