Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak is in geschil of X (bv; belanghebbende) in aanmerking komt voor terugbetaling van douanerechten op de voet van artikel 236 CDW. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld wat de juiste indeling in de GN is van puffy stickers en letter stickers.

X heeft de producten aangegeven onder Taric-code 3919 90 00 99, maar betoogt dat deze moeten worden ingedeeld onder GN-code 4911 91 00 omdat het geen platte stickers betreft.

Hof Amsterdam oordeelt evenals Rechtbank Noord-Holland dat de producten niet als plat zijn aan te merken.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat bij beide producten sprake is van drukwerk in de zin van GS-post 4911. Het Hof oordeelt dat alleen de puffy stickers zodanig bedrukt zijn dat sprake is van drukwerk als bedoeld in deze post. De letter stickers kunnen niet als drukwerk worden ingedeeld in post 4911. De letter stickers zijn enkel vatbaar voor indeling in (rest)post 3926 als andere producten van kunststof en meer in het bijzonder van postonderverdeling 3926 90 97. Nu voor deze postonderverdeling hetzelfde tarief geldt als voor de door X in haar aangifte vermelde postonderverdeling 3919 90 00 (6,5%) is van X niet meer belasting geheven dan zij wettelijk verschuldigd was.

Het hoger beroep van de Inspecteur slaagt in zoverre. De Rechtbank had de terugbetaling moeten beperken tot de puffy stickers (€ 497,96).

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
1 maart 2022
Rolnummer
21/00113
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:925
NLF-nummer
NLF 2022/0811
Aflevering
21 april 2022

Naar de bovenkant van de pagina