Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) drijft samen met zijn vader en moeder in vof-vorm een bedrijf dat handelt in en zich bezighoudt met de reparatie van zwaardere bedrijfsauto’s.

Aan X is over het tijdvak van 27 mei 2018 tot en met 26 mei 2019 een naheffingsaanslag MRB opgelegd ten bedrage van € 1.390, alsmede een verzuimboete van € 1.390. De boete is na bezwaar verminderd tot € 139.

Rechtbank Noord-Holland heeft de naheffingsaanslag in stand gelaten. De stukken van het geding, waaronder enkele foto’s, laten geen andere conclusie toe dan dat X gebruik heeft gemaakt van de weg in de zin van artikel 5 Wet MRB terwijl X een schorsing van de auto niet had beëindigd.

De omstandigheid dat de auto daar op grond van de in de APV opgenomen gemeentelijke regeling mocht worden geparkeerd, brengt voor wat betreft de heffing van de belasting niet mee dat van de weg gebruik mag worden gemaakt tijdens een schorsing van de auto voor de MRB. Er is volgens de Rechtbank voorts geen sprake van avas. Een boete van € 139 is passend en geboden, aldus de Rechtbank.

Ook met inachtneming van hetgeen X in hoger beroep heeft aangevoerd, is Hof Amsterdam van oordeel dat de Rechtbank op goede gronden tot een juiste beslissing is gekomen. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft op 8 september 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/01421)

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
27 mei 2018 t/m 26 mei 2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
10 maart 2022
Rolnummer
21/00371
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1378
NLF-nummer
NLF 2022/0987
Aflevering
19 mei 2022
bwbr0006324&artikel=5,bwbr0006324&artikel=5,bwbr0006324&artikel=35,bwbr0006324&artikel=35,bwbr0006324&artikel=37,bwbr0006324&artikel=37

Naar de bovenkant van de pagina