Direct naar content gaan

Samenvatting

Tot het box 3-vermogen van X (belanghebbende) en zijn partner behoort een woning. De vader van X is woonachtig in de woning. De vader is voor 50% eigenaar van de woning en betaalt voor het gebruik van het gedeelte dat in eigendom is bij X en zijn partner huur. De huurprijs bedraagt in totaal € 2.856 per jaar.

Bij Hof Den Haag is in hoger beroep in geschil in hoeverre voor de berekening van het werkelijk behaalde rendement sprake is van een ongerealiseerde waardestijging van de woning en of de ontvangen huur gecorrigeerd dient te worden omdat sprake is van een onzakelijke huur.

Het werkelijk rendement van de woning moet, gelet op de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 (22/04676, ECLI:NL:HR:2024:704, NLF 2024/1407, met noot van Hoogwout en 23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705, NLF 2024/1408, met noot van Van den Berg) worden vastgesteld naar analogie met het bepaalde in artikel 5.20 Wet IB 2001. Omdat de woning verhuurd is, dient daarom de leegwaarderatio toegepast te worden. Voor een correctie van de werkelijk ontvangen huurprijs naar een zakelijke huurprijs is geen ruimte, oordeelt het Hof. Het box 3-inkomen op grond van de Wet rechtsherstel box 3 is in casu niet hoger dan het werkelijk rendement. Er is daarom geen sprake van een schending van de in artikel 1 EP in samenhang met artikel 14 EVRM gewaarborgde rechten.

Dit brengt mee dat Rechtbank Den Haag ten onrechte heeft geoordeeld dat X recht heeft op de door hem gevraagde compensatie van renteschade. Het Hof komt niet toe aan de stelling van X dat de vergoeding van belastingrente te laag is berekend.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
29 oktober 2024
Rolnummer
24/252
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:2176
NLF-nummer
NLF 2024/2681
Aflevering
3 december 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina