Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze WOZ-zaak oordeelt Rechtbank Oost-Brabant dat de Heffingsambtenaar met de door hem overgelegde taxatie aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning van X (belanghebbende) niet te hoog is. De standpuntwijziging van X op de zitting, dat de vastgestelde waarde niet te hoog maar te laag is, wordt vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing gelaten.

Partijen zijn het dan eens over de waarde van de woning (€ 415.000), zodat er juridisch dus geen geschil over de waarde (meer) is. De beroepsgrond dat de Heffingsambtenaar voor de berekening van de waarde van de woning een verkeerde waarderingsmethode gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel. Niet de door de Heffingsambtenaar gehanteerde methode, maar het resultaat van de toepassing daarvan ligt in een geschil over de WOZ-waarde ter toetsing voor.

X heeft de door hem voorgestane wiskundige taxatiemethode ook onder de aandacht van de regering en de Tweede Kamer gebracht, maar die zien er geen heil in om die methode in de regelgeving te verankeren. De politieke afweging om bestaande wet- en regelgeving niet aan te passen heeft de rechter in het Nederlandse staatsbestel in beginsel te eerbiedigen. Dat kan anders zijn als bijvoorbeeld sprake is van een schending van een door het EVRM beschermd grondrecht, maar daarvan is niet gebleken. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
28 april 2023
Rolnummer
21/1381
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2023:2023
NLF-nummer
NLF 2023/1352
Aflevering
15 juni 2023
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina