Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Onder welke voorwaarden vormt een belastingvrijstelling in de nationale wet inzake onroerendezaakbelasting verboden staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU? In het concrete geval is de vraag aan de orde of een vrijstelling van onroerendezaakbelasting voor terreinen met daadwerkelijk gebruikte spoorweginfrastructuur als – niet-aangemelde – staatssteun moet worden beschouwd.

Aan het verzoek ligt de Poolse wet inzake onroerendezaakbelasting ten grondslag, die in een dergelijke belastingvrijstelling voorziet. De belastingvrijstelling is met ingang van 1 januari 2017 uitgebreid en geldt sindsdien niet meer alleen voor openbare, maar ook voor private spoorweginfrastructuur. Voor de vrijstelling kan iedere grondeigenaar in aanmerking komen, voor zover hij deze infrastructuur voor gebruik ter beschikking stelt aan een spoorwegonderneming. Ook E. sp. z o.o. voldoet aan de voorwaarden om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Desondanks heeft de Poolse belastingdienst geweigerd de vrijstelling te verlenen omdat er zijns inziens sprake was van een onrechtmatige steunmaatregel, die in strijd met artikel 108, lid 1, eerste volzin, VWEU niet vooraf was aangemeld.

De criteria die het HvJ in de arresten over individuele steunmaatregelen heeft ontwikkeld, moeten in casu worden toegepast op een wettelijke bepaling over een belastingvrijstelling. In dit verband moet met name worden verduidelijkt hoe bij algemene regels inzake belastingvrijstelling het relevante referentiestelsel dient te worden bepaald. Tevens moet worden verduidelijkt in hoeverre de rechterlijke instanties van de Unie de door de nationale belastingwetgever ingevoerde belastingvrijstellingen kunnen toetsen.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging om de prejudiciële vragen van de Naczelny Sąd Administracyjny als volgt te beantwoorden:

Artikel 107, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat er slechts sprake is van een afwijking van het referentiestelsel middels een bij wet vastgestelde belastingvrijstelling wanneer de betrokken nationale bepaling kennelijk incoherent is. Indien dit niet het geval is, maakt de vrijstelling deel uit van het relevante (nationale) referentiestelsel en kan zij geen selectief voordeel vormen.

De nationale rechter moet beoordelen of dit het geval is. Evenwel ontbreken duidelijke aanwijzingen dat het Poolse wetsartikel, op grond waarvan eigenaren van terreinen met spoorweginfrastructuur van onroerendezaakbelasting zijn vrijgesteld, niet op coherente wijze in de Poolse wet op de onroerendezaakbelasting zou passen.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2021
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
17 oktober 2024
Rolnummer
C-453/23
ECLI
ECLI:EU:C:2024:898
Auteur(s)
mr. J. van Poppel
Erasmus Universiteit Rotterdam / Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2024/2447
Aflevering
5 november 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6639
bwbv0001506&artikel=107,bwbv0001506&artikel=107,bwbv0001506&artikel=108,bwbv0001506&artikel=108

Naar de bovenkant van de pagina