Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft verzocht om een voorlopige voorziening tegen de uitspraak op bezwaar inzake een naheffingsaanslag omzetbelasting 2006.

De voorzieningenrechter (Rechtbank Noord-Nederland) is van oordeel dat de Inspecteur, met een ambtsedige verklaring en andere bewijsstukken die daarmee in overeenstemming zijn, aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag, hoewel gedagtekend op 27 december 2011, op 16 december 2011 ter post is bezorgd.

De naheffingsaanslag is tijdig verzonden. Voor dat geval is, zoals ter zitting besproken, tussen partijen niet in geschil dat de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente, zoals vastgesteld bij de uitspraak op bezwaar, moeten worden gehandhaafd en dat de boetebeschikking vanwege undue delay moet worden vernietigd. Het beroep is daarom ten aanzien van de boetebeschikking gegrond.

Nu er meteen op het beroep wordt beslist, heeft X geen belang meer bij een beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

De redelijke termijn is met circa 117 maanden overschreden. X heeft daarmee recht op een immateriële schadevergoeding van € 10.000. De voorzieningenrechter ziet geen reden om tot matiging daarvan over te gaan. De overschrijding is geheel toe te rekenen aan de bezwaarfase. Daarom wordt de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2006
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
5 oktober 2023
Rolnummer
23/2816; 23/2817
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2023:4087
NLF-nummer
NLF 2023/2372
Aflevering
19 oktober 2023
bwbr0002320&artikel=20&lid=3,bwbr0002320&artikel=20&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina