Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze civiele zaak heeft een fiscale achtergrond.

Aan X (gedaagde) is op zijn verzoek een bedrag van € 54.932 uitbetaald/verrekend op basis van een voorlopige terugwenteling van een verlies uit 2010 naar 2009, onder voorwaarde van een cessie.

In maart 2014 is definitief vastgesteld dat X recht had op een teruggave van € 54.932. De Ontvanger heeft dat bedrag daarop nóg een keer naar X overgemaakt. De Ontvanger stelt dat hij daarbij de cessie over het hoofd heeft gezien en vordert de betaling in deze procedure op grond van onverschuldigde betaling terug.

Rechtbank Oost-Brabant overweegt dat de Inspecteur in dit geval op grond van artikel 16 lid 2, onder a, AWR (‘tot een onjuist bedrag is verrekend’) een navorderingsaanslag had kunnen opleggen, waarmee hij de verzuimde verrekening had kunnen corrigeren. Hij heeft van die mogelijkheid echter geen gebruik gemaakt.

De Inspecteur had volgens de Rechtbank niet de eis van een cessie mogen stellen. Hij had overeenkomstig artikel 3.152, lid 5, Wet IB 2001 een reguliere voorlopige verliesverrekening kunnen verlenen, zonder cessie. X heeft terecht de nietigheid van de cessie ingeroepen. Dit betekent echter niet dat X het na definitieve terugwenteling ontvangen bedrag van € 54.932 mag behouden. De Rechtbank ziet niet in waarom de Ontvanger in dit geval niet bevoegd zou zijn om wat ten gevolge van een aan X (die werd bijgestaan door een belastingadviseur) kenbare vergissing te veel is betaald, als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Van een in deze situatie in rechte te beschermen belang van de belastingplichtige is niet gebleken.

Metadata

Rubriek(en)
Civiel recht
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
11 september 2024
Rolnummer
C/01/394787/HA
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2024:4192
bwbr0011353&artikel=3.152&lid=5

Naar de bovenkant van de pagina