Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In de Invoeringswet IB 2001 is opgenomen dat het overgangsrecht voor saldolijfrenten na twintig jaar eindigt. Het resterende saldo per 31 december 2020 wordt dan in de heffing in box 1 betrokken.

X (belanghebbende) ontvangt periodieke uitkeringen uit een saldolijfrenteverzekering, oorspronkelijk afgesloten in 1993 en overgenomen door Nationale Nederlanden (NN) in 2008. In haar aangifte IB/PVV 2020 vermeldde zij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.751. De Inspecteur heeft dit bedrag echter met € 143.088 verhoogd, de contante waarde van de saldolijfrente per 31 december 2020, en de aanslag vastgesteld op € 168.839.

Op basis van de polisvoorwaarden en door NN verstrekte gegevens oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat geen onbelast saldo meer resteerde na 2014. De Inspecteur mocht daarom de volledige waarde belasten.

X heeft nog aangevoerd dat belastingheffing over de toekomstige uitkeringen onredelijk is, verwijzend naar de ‘box 3-arresten’ van de Hoge Raad. De Rechtbank stelt echter vast dat de belastingheffing in overeenstemming is met de wet en geen individuele en buitensporige last oplevert. De wetgever heeft immers een overgangsregeling van twintig jaar ingesteld, waardoor X zich op de heffing had kunnen voorbereiden.

Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
5 maart 2025
Rolnummer
24/2976
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:1263
NLF-nummer
NLF 2025/0600
Aflevering
18 maart 2025

Naar de bovenkant van de pagina