Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is in dienstbetrekking werkzaam bij een veiligheidsregio (hierna: de werkgever). De werkgever heeft X aangesteld als vrijwilliger bij de brandweer.

Op grond van een bepaling in een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling heeft de werkgever een ongevallenverzekering afgesloten voor degenen die als vrijwilliger bij de brandweer werkzaam zijn. Deze verzekering, met de werkgever als begunstigde, voorziet onder meer in een uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval.

Krachtens deze verzekering is in verband met de invaliditeit van X een letselschadevergoeding van € 32.375 toegekend.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat op de uitkering terecht loonheffing is ingehouden.

Onder verwijzing naar het arrest HR 29 juni 1983, 21.435, ECLI:NL:HR:1983:AW9439 (Smeerkuil-arrest) heeft het Hof overwogen dat X het recht op vergoeding van de door hem geleden schade ontleende aan een rechtspositionele regeling, zodat de uit dit recht voortvloeiende uitkering tot het loon behoort. Ook bij een publiekrechtelijke dienstbetrekking moeten uit een rechtspositionele regeling voortvloeiende uitkeringen worden aangemerkt als uitkeringen die hun grond vinden in de dienstbetrekking, aldus het Hof.

X heeft cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dat gegrond.

In het Smeerkuil-arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat door een werkgever in verband met diens aansprakelijkheid voor een aan zijn werknemer overkomen ongeval betaalde vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht – behoudens bijzondere omstandigheden, zoals bepaalde afspraken in de arbeidsovereenkomst – niet zozeer hun grond vinden in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten moeten worden aangemerkt. Indien bij of krachtens de arbeidsovereenkomst geen hogere vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht zijn voorzien dan bepaald worden door de op de werkgever rustende aansprakelijkheid, doet de uitzondering op de hoofdregel zich niet voor. De uitspraak van het Hof berust op een andere, en dus onjuiste, rechtsopvatting.

De Hoge Raad verwerpt verder de stelling van X dat vergoedingen van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht niet tot het belastbare loon mogen worden gerekend indien zij zijn toegekend door werkgevers die werkzaamheden doen verrichten met het oog op hun publieke taak.

De zaak is verwezen naar Hof Den Bosch om te onderzoeken of de in de collectieve arbeidsvoorwaarden neergelegde verplichtingen van de werkgever moeten worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het Smeerkuil-arrest.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
maart 2018
Instantie
HR
Datum instantie
25 maart 2022
Rolnummer
21/01143
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:444
Auteur(s)
drs. L.M.J. Arets
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2022/0664
Aflevering
7 april 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4920
bwbr0002471&artikel=10,bwbr0002471&artikel=10&lid=1,bwbr0002471&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina