Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak draait om de vraag of Nederland belasting mag heffen over het aanmerkelijkbelangvoordeel dat X (belanghebbende) heeft behaald bij de verkoop van aandelen in 2017, na zijn vermeende emigratie naar de VS in 2008. De Inspecteur heeft hem een aanslag opgelegd, stellende dat hij in 2017 in Nederland woonde en dus hier belastingplichtig is. X betwist dit en voert daartoe aan dat hij sinds 2008 in de VS woont en het belastingverdrag tussen Nederland en de VS Nederland het heffingsrecht ontneemt.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de relevante periode inwoner van de VS was. Belangrijke factoren hierbij zijn dat hij geen permanente verblijfsstatus in de VS had, geen Amerikaanse belastingaangiften heeft ingediend en zijn gezin in Nederland is blijven wonen.

Het met de aandelen in een Nederlandse bv behaalde vervreemdingsvoordeel is terecht volledig in de Nederlandse heffingsgrondslag betrokken, zonder een aftrek elders belast voor de VS te verlenen. Nederland is heffingsbevoegd over het vervreemdingsvoordeel. X heeft geen toegang tot het belastingverdrag tussen Nederland en de VS, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat hij op het moment van vervreemding (ook) als inwoner van de VS als bedoeld in artikel 4, lid 1, Verdrag Nederland-VS kan worden aangemerkt.

Wel is het vervreemdingsvoordeel te hoog vastgesteld. In zoverre is het beroep gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
13 februari 2025
Rolnummer
23/724
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2025:2569
NLF-nummer
NLF 2025/0503
Aflevering
4 maart 2025
bwbr0011353&artikel=2.1,bwbr0011353&artikel=2.1,bwbv0002519&artikel=1,bwbv0002519&artikel=1,bwbv0002519&artikel=14,bwbv0002519&artikel=14

Naar de bovenkant van de pagina