Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft een (groeps)aangifte verhuurderheffing voor het jaar 2020 gedaan naar een belastbaar bedrag van € 10.309.926 en een te betalen bedrag van € 57.941 voor 86,56 objecten.

X had op 1 januari 2020 de mede-eigendom van de onroerende zaken die zij in de aangifte verhuurderheffing 2020 heeft vermeld.

In geschil is of de terugwerkende kracht van de wet van 8 juli 2020 tot wijziging van de Wmw (reparatie verhuurderheffing bij gedeeld genot huurwoningen) in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.

Dat is volgens Rechtbank Noord-Holland niet het geval. De Rechtbank overweegt dat in de wetsgeschiedenis de terugwerkende kracht is toegelicht. Voor zover X stelt dat de wetgever onvoldoende voortvarend heeft gehandeld om in het rechtstekort te voorzien en dat dit een bijzondere omstandigheid vormt, overweegt de Rechtbank dat de wetgever ruimte moet worden gegund om zorgvuldige wetgeving op te stellen en dat de wetgever een ruime bevoegdheid heeft om prioriteiten te stellen in zijn wetgevingsagenda. Voorts was voor aanvang van het onderhavige belastingjaar en voor het doen van aangifte voorzienbaar dat de reparatiewetgeving met terugwerkende kracht werd ingevoerd.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
29 juli 2024
Rolnummer
21/6693
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:8523

Naar de bovenkant van de pagina