Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woont vanaf 1 april 2016 in Portugal. Tot die datum woonde zij in Nederland. X heeft in 2016 van het UWV een WAO-uitkering ontvangen van € 22.326.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de WAO-uitkering in de periode van 2016 dat X in het buitenland woonachtig was (de buitenlandse periode) terecht in de IB-heffing is betrokken.

De Rechtbank heeft met het oog op de beoordeling van het geschil twee prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd. De vragen stellen aan de orde hoe artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal moet worden uitgelegd.

De eerste prejudiciële vraag komt erop neer wat dient te prevaleren, de door X voorgestane uitleg, waarbij voor belastingheffing in Nederland als bronstaat ten aanzien van WAO-uitkeringen moet zijn voldaan aan het bepaalde in artikel 18, lid 2, onderdeel a, b en c, Verdrag Nederland-Portugal, of de door de Inspecteur voorgestane uitleg, waarbij alleen aan artikel 18, lid 2, onderdeel c, Verdrag Nederland-Portugal moet zijn voldaan.

De Hoge Raad beantwoordt de eerste prejudiciële vraag van de Rechtbank als volgt.

Een uitkering die is betaald krachtens de bepalingen van het socialezekerheidsstelsel van Nederland aan een inwoner van Portugal mag op grond van artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal in Nederland alleen worden belast als is voldaan aan elk van de in onderdeel a, b en c van artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal gestelde voorwaarden.

De tweede vraag van de Rechtbank ziet op de uitleg van de woorden ‘in de belastingheffing wordt betrokken’ in onderdeel b van artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal. De Rechtbank wil weten of daarvoor maatgevend is de feitelijke belastingheffing in Portugal dan wel de volgens de Portugese belastingwetgeving toe te passen heffing. Indien dat laatste het geval is, vraagt de Rechtbank of daarbij rekening moet worden gehouden met een eventuele maatregel ter voorkoming van dubbele belasting.

Op de gronden uiteengezet in punt 8.5 en 8.6 van de conclusie van A-G Wattel moet deze vraag als volgt worden beantwoord.

Voor de toepassing van artikel 18, lid 2, onderdeel b, Verdrag Nederland-Portugal geldt dat is voldaan aan de voorwaarde dat een uitkering in de heffing wordt betrokken, wanneer die uitkering volgens de wetgeving van de woonstaat in de belastingheffing moet worden betrokken. Daarbij komt geen betekenis toe aan het effect op die heffing van maatregelen ter voorkoming van dubbele belasting.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
6 november 2020
Rolnummer
20/01393
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1732
Auteur(s)
mr. dr. A.S. Cools
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2020/2567
Aflevering
26 november 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3841
bwbv0001423&artikel=18,bwbv0001423&artikel=18

Naar de bovenkant van de pagina