Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) exploiteert een woonzorgcentrum dat bestaat uit drie verdiepingen, inclusief de begane grond. Elke verdieping bestaat uit zes eenpersoonskamers, elk met badkamer en toilet, en een gezamenlijke woonkamer met keuken. De woonkamers zijn ingericht met onder meer stoelen, tafels, kasten en een televisie. De bewoners van het woonzorgcentrum zijn dementerende ouderen die er duurzaam verblijven en elders geen woonruimte hebben. ’s Nachts verblijven zij in hun eigen appartement. In de gezamenlijke woonkamers is personeel aanwezig om toezicht te houden.

De Heffingsambtenaar is bij het opleggen van de aanslagen OZB voor het jaar 2018 ervan uitgegaan dat de onroerende zaak niet in hoofdzaak tot woning dient. Hij heeft aan X een aanslag opgelegd als gebruiker, en een aanslag als eigenaar berekend naar het tarief voor niet-woningen.

Voor Hof Den Haag was in geschil of het woonzorgcentrum in hoofdzaak tot woning dient als bedoeld in artikel 220a, lid 2, Gemw. Daarbij spitste het geschil zich toe op de vraag of de gezamenlijke woonkamers met bijhorende keukens dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Volgens het Hof is dat het geval. Tegen dit oordeel heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond. Het oordeel van het Hof getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk en het is voldoende gemotiveerd.

Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2022/0016, met noot van Menger).

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018
Instantie
HR
Datum instantie
27 mei 2022
Rolnummer
21/00693
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:770
Auteur(s)
drs. O.M. Menger
Fiscaliade
NLF-nummer
NLF 2022/1099
Aflevering
9 juni 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5058
bwbr0005416&artikel=220a,bwbr0005416&artikel=220a,bwbr0005416&artikel=220e,bwbr0005416&artikel=220e

Naar de bovenkant van de pagina