Direct naar content gaan

Samenvatting

Er is onduidelijkheid ontstaan over de toepassing van artikel 10, lid 2, SW 1956, omdat op basis van de in 2002 ingetrokken Leidraad SW 1956 een ruimere aftrek zou zijn toegestaan dan uit de tekst van de wet volgt. Hierbij is het de vraag hoe zich dit verhoudt met de wetswijziging van artikel 7 en 10 SW 1956 per 1 januari 2010.

Artikel 10, lid 2, bepaalt dat in afwijking van artikel 7 geen aftrek is toegelaten voor vruchtgebruik voor zover dat middellijk of onmiddellijk door de erflater is genoten. De ingetrokken Leidraad (paragraaf 11) bepaalde:

‘Gesteld dat A (vader) en B (zoon) ieder voor de onverdeelde helft in onroerend goed zijn gerechtigd en tot scheiding overgegaan, zo dat A het vruchtgebruik, B de blote eigendom verkrijgt. Sterft na enkele jaren A, dan wordt B als fictieve legataris beschouwd voor de helft die voor de scheiding aan A toebehoorde. Redelijk is nu, in mindering van de waarde van dat fictieve legaat te brengen hetgeen B wegens het gemis van het genot van de wederhelft in het onroerend goed na het aangaan van de scheiding heeft moeten derven.’

Deze Leidraad is bij besluit van 11 december 2001 (CPP2001/3466M) per 1 januari 2002 ingetrokken, maar daarmee werd geen wijziging in de uitvoeringspraktijk beoogd. Er is dan ook gesteld:

‘Om die reden zal ik, mede tegen de achtergrond van de uitvoering van de toegezegde gefaseerde herziening van de Successiewet, overgaan tot publicatie van tegemoetkomend beleid, dat in de Leidraad was opgenomen en dat ook onder de huidige stand van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie nog gelding heeft.’

Er is onduidelijkheid ontstaan omdat er daarna geen beleid op dit punt is gepubliceerd en de wetsartikelen per 1 januari 2010 zijn gewijzigd.

Vraag

Wordt bij de toepassing van de vermindering wegens een opgeofferd bedrag van artikel 7 SW 1956 in geval van een (mede) door erflater genoten vruchtgebruik, afgeweken van de tekst van artikel 10, lid 2, SW 1956?

Antwoord

Nee, artikel 10, lid 2, SW 1956 blijft van kracht.

Artikel 10, lid 2, SW 1956 bepaalt dat het vruchtgebruik dat (mede) door erflater is genoten op grond van artikel 7, lid 1, SW 1956 niet in mindering kan worden gebracht. Dit geldt nog steeds sinds de wijziging van artikel 7 (en 10) SW 1956 per 1 januari 2010, zie Kamerstukken II 2008/09, 31 930, 3, p. 29. Gezien de wetswijzigingen per die datum is er geen noodzaak meer voor de tegemoetkoming in paragraaf 11 van de ingetrokken Leidraad SW 1956.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2025 e.v.
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
13 februari 2025
Rolnummer
KG:063:2025:01
NLF-nummer
NLF 2025/0401
Aflevering
18 februari 2025
bwbr0002226&artikel=10,bwbr0002226&artikel=10,bwbr0002226&artikel=7,bwbr0002226&artikel=7

Naar de bovenkant van de pagina