Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Heffingsambtenaar van de gemeente Breda heeft aan X (belanghebbende) een reeks naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant voert X aan dat de gemeente Breda een percentage van 100,7% hanteert bij de doorberekening van de werkelijke kosten. Dit zou betekenen dat de gemeente meer kosten in rekening brengt dan zij daadwerkelijk maakt. Volgens X handelt de gemeente hiermee in strijd met artikel 2 Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen, waarin is bepaald dat tarieven voor parkeerbelastingen niet hoger mogen zijn dan de kosten die de gemeente redelijkerwijs maakt voor het beheer en de controle van het parkeren. X stelt daarom dat de naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd.

De Rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslagen vernietigd dienen te worden, nu de Heffingsambtenaar in zijn verweerschrift heeft erkend dat de naheffingskosten te hoog zijn vastgesteld. Door deze erkenning staat naar het oordeel van de Rechtbank vast dat de kosten zoals opgenomen in de Verordening op een te hoog bedrag zijn vastgesteld, waardoor de Verordening in strijd is met de wettelijke bepalingen.

Verder oordeelt de Rechtbank dat X recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
5 december 2024
Rolnummer
22/3502; 22/3503; 22/3504; 22/3505; 22/3507
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:8447
NLF-nummer
NLF 2024/2867
Aflevering
24 december 2024
bwbr0005416&artikel=225,bwbr0005416&artikel=225

Naar de bovenkant van de pagina