Direct naar content gaan

Samenvatting

In de periode van 23 november 2015 tot 15 juli 2016 werd bij Greentech een belastingcontrole uitgevoerd die resulteerde in de vaststelling van een aanslag waarbij haar voor een bedrag van 4.388.720 Roemeense leu (RON) (ongeveer € 882.352) naheffingen aan btw en daaraan verbonden bijkomende kosten werden opgelegd. Deze naheffingen werden opgelegd omdat de Roemeense belastingdienst de verkoop van apparatuur door Greenfiber International SA (hierna: Greenfiber) aan Greentech, die aanvankelijk werd beschouwd als een aan btw onderworpen levering van goederen die Greentech recht gaf op aftrek van voorbelasting, had geherkwalificeerd als een overgang van een gedeelte van een algemeenheid van goederen tussen twee verbonden ondernemingen, die krachtens artikel 128, lid 7, van het belastingwetboek een handeling is die niet aan btw is onderworpen.
Daarnaast werd in de periode van 28 mei tot 17 november 2015 ook bij Greenfiber een belastingcontrole uitgevoerd die resulteerde in de vaststelling van een aanslag op 26 november 2015. In het kader van die controle heeft de belastingdienst zich op het standpunt gesteld dat de door Greenfiber en Greentech toegepaste fiscale behandeling van de handeling bestaande in de overgang van goederen – namelijk de onderwerping ervan aan btw – correct was, en dat Greenfiber derhalve de over die handeling verschuldigde btw correct had geïnd en aan de schatkist had afgedragen.
De verwijzende rechter (de Înaltă Curte de Casație și Justiție) vraagt zich af of het in het licht van de uitlegging van de Btw-richtlijn relevant is dat de Roemeense belastingdienst dezelfde handelstransactie met betrekking tot apparatuur, waarvan de overdracht aanleiding heeft gegeven tot de heffing van btw, op twee totaal verschillende manieren heeft behandeld.
Het HvJ verklaart het volgende voor recht:
Artikel 168 en 203 Btw-richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling of administratieve praktijk die het een belastingplichtige niet mogelijk maakt aftrek van voorbelasting te verkrijgen voor een handeling die na een belastingcontrole door de belastingdienst is geherkwalificeerd als een handeling die niet aan de btw is onderworpen, zelfs al is het voor deze belastingplichtige onmogelijk of uiterst moeilijk om van de verkoper teruggaaf van de aldus ten onrechte betaalde btw te verkrijgen. Die beginselen vereisen evenwel dat de belastingplichtige in een dergelijke situatie zijn verzoek tot teruggaaf rechtstreeks tot de belastingdienst kan richten.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2015 - 2016
Instantie
HvJ
Datum instantie
13 maart 2025
Rolnummer
C‑640/23
ECLI
ECLI:EU:C:2025:175
celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=203

Naar de bovenkant van de pagina