Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is eigenaar van een onroerende zaak, die in gebruik is als woonzorgcentrum voor mensen met een niet-aangeboren hersenafwijking.

X stelt in hoger beroep dat de onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dient als bedoeld in artikel 220a, lid 2, Gemw en bepleit in verband hiermee vermindering van de aanslagen OZB 2018 en 2019.

Partijen gaan volgens Hof Arnhem-Leeuwarden terecht ervan uit dat met de in voornoemd wetsartikel vervatte term ‘in hoofdzaak’ wordt bedoeld dat ten minste 70% van de waarde kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

De door X als ‘eetkamers’ aangeduide ruimten behoren tot de gangen van de onroerende zaak en daarmee tot de algemene verkeersruimten (gangen, trappen, liften). Deze ruimten zijn niet volledig dienstbaar aan woondoeleinden, oordeelt het Hof.

De vraag of de ‘huiskamers’ tot de woondelen van de onroerende zaak moeten worden gerekend – hetgeen volgens X wel, maar volgens de Heffingsambtenaar niet het geval is – kan onbeantwoord worden gelaten. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de ‘huiskamers’ tot de woondelen behoren, beloopt het percentage 69,61, conform het subsidiaire standpunt van de Heffingsambtenaar.

De Heffingsambtenaar heeft bij het opleggen van de aanslagen terecht het tarief voor niet-woningen toegepast.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
23 mei 2023
Rolnummer
22/01018; 22/01019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:4486
NLF-nummer
NLF 2023/1286
Aflevering
8 juni 2023
bwbr0005416&artikel=220a&lid=2,bwbr0005416&artikel=220a&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina