Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak stelt de Heffingsambtenaar in hoger beroep dat Rechtbank Oost-Brabant ten onrechte een immateriële schadevergoeding heeft toegekend. X (belanghebbende) heeft immers naar aanleiding van vragen van de Heffingsambtenaar verklaard geen spanning en frustratie te hebben gehad van de lange duur van de procedure.

Hof Den Bosch oordeelt dat niet relevant is of iemand daadwerkelijk immateriële schade in de vorm van spanning en frustratie heeft geleden. Daar doet zelfs een verklaring van de betrokkene over de mate waarin hij spanning en frustratie heeft ervaren niet aan af. De huidige stand van de jurisprudentie biedt geen ruimte voor het oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat X moet worden geacht geen spanning en frustratie te hebben ervaren als gevolg van de lange duur van de procedure. De Rechtbank heeft dus terecht een vergoeding van immateriële schade toegekend aan X.

Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar is wel gegrond omdat de Rechtbank de proceskostenvergoeding te hoog heeft vastgesteld (vgl. HR 10 november 2023, 21/02011, ECLI:NL:HR:2023:1526, NLF 2023/2633, met noot van Lopez Ramirez).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
niet bekend
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
12 februari 2025
Rolnummer
22/1456
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:345
NLF-nummer
NLF 2025/0519
Aflevering
4 maart 2025

Naar de bovenkant van de pagina