Direct naar content gaan

Samenvatting

Vier dochters waaronder X (belanghebbende) zijn de erfgenamen van hun in 2008 overleden vader. Vader heeft in 1999 een trust (APV) ingesteld. Als begunstigden zijn aangewezen de weduwe van vader en de vier dochters. De trust bezit alle aandelen in Ltd. 2 (gevestigd op eiland 2 en opgericht naar het recht van eiland 2).

Op grond van artikel 2.14a Wet IB 2001 is het vermogen van de trust voor een vierde deel aan X toegerekend. De Inspecteur heeft (navorderings)aanslagen en vergrijpboetes opgelegd. Bij de (navorderings)aanslagen is onder meer belasting geheven over inkomen uit aanmerkelijk belang (forfaitair voordeel).

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Inspecteur de navorderingsaanslagen met toepassing van de verlengde navorderingstermijn kon opleggen en dat navordering voor alle jaren mogelijk is, omdat sprake is van kwade trouw.

Volgens de Rechtbank is X door een renteloze aflossingsvrije lening in feite indirect begunstigde van de trust. Voor dat geval is tussen partijen de juistheid van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang voor de jaren 2010 tot en met 2017 niet in geschil. De (navorderings)aanslagen zijn wel tot te hoge bedragen vastgesteld, omdat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen moet worden verminderd.

De aangiften zijn ingediend door een deskundige adviseur. De Inspecteur heeft naar het oordeel van de Rechtbank niet aangetoond dat aan X zelf (voorwaardelijke) opzet of grove schuld voor wat betreft het onjuist of onvolledig doen van de aangiften kan worden verweten. De vergrijpboetes worden vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010-2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
30 oktober 2024
Rolnummer
20/8064; 20/8066; 20/8067; 20/8068; 20/8069; 20/8070; 20/8071; 20/8072
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7323
NLF-nummer
NLF 2024/2624
Aflevering
26 november 2024
bwbr0011353&artikel=2.14a,bwbr0011353&artikel=2.14a

Naar de bovenkant van de pagina