Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) was medeaandeelhouder in het toenmalige A-concern. De andere aandeelhouder was de broer van X. Vanwege een verschil van inzicht over de te volgen koers van de onderneming heeft X in 2007 zijn aandelen in het A-concern overgedragen aan zijn broer. X heeft later gehoor gegeven aan het verzoek om opnieuw actief betrokken te raken bij het concern. Hij zou aandelen verwerven en heeft op 16 augustus 2013 een borgstelling jegens de Rabobank van € 200.000 overgenomen. In 2014 is uit hoofde van de borgstelling een bedrag aan de Rabobank betaald. 

In de aangifte IB/PVV 2014 heeft X een borgstellingsverlies van € 100.000 vermeld. De Inspecteur heeft het verlies niet in aftrek toegestaan. In geschil is of dat terecht is. Meer specifiek gaat het om de vraag of X aanmerkelijkbelanghouder is in het A-concern.

Rechtbank Gelderland leidt uit de overgelegde stukken af dat er bij X weliswaar plannen bestonden om aandelen in (een van de vennootschappen van) het A-concern te verwerven, maar niet dat daar vervolgens voldoende concrete en bindende afspraken over zijn gemaakt. Dat heeft X op geen enkele wijze met relevante bescheiden onderbouwd. X heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het economische belang van ten minste 5% van de aandelen op hem is overgegaan of dat een recht tot koop van ten minste 5% van de aandelen is ontstaan. Er is geen sprake van een aanmerkelijk belang, zodat de Inspecteur het verlies ter zake van de betaling uit hoofde van de borgstelling terecht heeft gecorrigeerd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
2 november 2021
Rolnummer
20/1716
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:5904
NLF-nummer
NLF 2021/2281
Aflevering
2 december 2021

Naar de bovenkant van de pagina