Direct naar content gaan

Samenvatting

De Heffingsambtenaar heeft op 14 februari 2020 de uitspraak op bezwaar inzake een WOZ-beschikking naar de gemachtigde van X (belanghebbende) verzonden. X kon tot en met 27 maart 2020 tijdig beroep aantekenen. Het beroepschrift van X is door Rechtbank Amsterdam ontvangen op 30 maart 2020. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

In hoger beroep is in geschil of dat terecht is. Het komt erop aan of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

X meent dat de corona-uitbraak een niet normaal ondernemersrisico is dat toepassing van artikel 6:11 Awb uitsluit. Als gevolg van deze uitbraak deed zich een extreme werkdruk voor op het kantoor van gemachtigde en is de termijnbewaking van de destijds lopende procedures kortstondig ‘uit zicht geraakt’.

Naar het oordeel van Hof Amsterdam is niet aannemelijk geworden dat de omstandigheden waar X zich op heeft beroepen – hoe ernstig deze op zichzelf ook waren – van dien aard zijn geweest dat op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat X in verzuim is geweest door, in plaats van uiterlijk op 27 maart 2020 (zo nodig pro forma), eerst op 30 maart 2020 in beroep te gaan.

Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft op 10 maart 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/01830)

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
19 april 2022
Rolnummer
21/00473
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1233
NLF-nummer
NLF 2022/0897
Aflevering
5 mei 2022
bwbr0005537&artikel=6:11,bwbr0005537&artikel=6:11

Naar de bovenkant van de pagina